An angry man is a hungry man

Het moet toch opvallen in onze blogs: Onze liefde voor lekker eten. Ik kan ook niet ontkennen dat onze liefde voor een land deels door de maag gaat. Als we watertandend kijken naar de foto’s van tapasjes die mijn zusje me vanaf haar vakantieadres in Mallorca toestuurt, realiseer ik me dat we wat eten betreft een gekke haat-liefdeverhouding met de Carieb hebben.

Laat ik beginnen om te vertellen dat de Caribiërs eten net zo belangrijk vinden als wij. Verhongeren hoeft hier echt niet. Bijna op elke straathoek, zelfs in het kleinste gehucht, is wel een plekje te vinden waar eten te kopen is. Heel soms is dat een ‘restaurant’ zoals wij dat kennen in Europa. Veel vaker is het een klein hutje waar je niet kunt zitten en waar je aan een loket een maaltijd kunt kopen. Soms is het twijfelachtig of er gewoon privé wordt gekokkereld, of dat er ook eten wordt verkocht. Ook is het normaal dat er vanuit de kofferbak van auto’s allerlei gerechtjes worden getoverd. Vooral in Tobago zagen we dat veel. Hier in Grenada is het op vrijdag Friday BBQ. Overal langs de weg worden al halverwege de ochtend de BBQ’s aangestoken.

Als ik op een zondagochtend in een marina (haven) sta te wachten tot de wasmachine klaar is met mijn derde portie was, raak ik aan de praat met de bewaker van het terrein, een goedgehumeurde man die – aan zijn postuur te zien – wel van iets lekkers te eten houdt. Hoe het zo komt, weet ik niet, maar binnen een paar minuten gaat ons gesprek over eten. Over het Nederlandse spreekwoord dat de liefde van de man door de maag gaat. En dat ze in Grenada een soortgelijk spreekwoord kennen: “An angry man is a hungry man.” De hoogste tijd dus om de lokale gastronomie eens wat uitgebreider uit de doeken te doen.

 

Lokale eetgewoonten

De nationale trots in Grenada is de oil-down: een gerecht met varkensstaart, kip, vis, calaloo (een groente die iets weg heeft van spinazie), aardappels, vis, kip en breadfruit (een pukkelige groentesoort, zo groot als een flinke kokosnoot, die hier op dezelfde wijze wordt gegeten als aardappel, dus gekookt, gebakken, gefrituurd of gestampt). Dat geheel wordt dan gekookt in kokosmelk, tot het zover is ingekookt dat je de ‘olie’ van de kokos over hebt. Het is moeilijk te verkrijgen, omdat het nogal bewerkelijk schijnt te zijn om te maken. Men zegt dat je het eigenlijk het beste bij mensen thuis kunt eten. Maar wij hebben in Grenville een eettentje gevonden met de veelzeggende naam ‘Good Food’, waar ze het op het menu hebben staan. We zitten er inderdaad van te smikkelen, maar dat heeft misschien vooral te maken met het idee dat we iets écht lokaals zitten te eten. Echt verfijnd is het nou ook weer niet. (Ja, we zijn culinair verwende nesten geworden tijdens deze reis!)

 

Oil-down

 

Let ook even op het prachtige plastic tafelkleedje, de gordijntjes, en… de kerel die zit te genieten!

 

Op Carriacou (een eiland dat bij Grenada hoort) eten we Saraca, een gerecht dat de voedingswaarde hoger in het vaandel lijkt te hebben dan de gastronomische waarde. Na een bord met kleffe rijstballen, maisballen, bruine bonen, dumplings, gebakken banaan en kip kunnen we geen boe of bah meer zeggen. We denken dat het hier gewoon een echte ‘boerenmaaltijd’ is, zoals wij in Nederland de traditionele stamppotten en snert kennen. Overigens hebben we ook in de binnenlanden van Frankrijk en Spanje (die toch als meer culinair bekend staan) maaltijden gegeten waar de voedzaamheid belangrijker leken dan de verfijnde smaak.

 

Tot de nok toe gevuld na een bord Saraca

 

Waar wij wel echt van smullen, is de roti, die hier erg populair is.  Ik denk dat het net zoiets is als het patatje in Nederland. Je ziet veel mensen lopen met tempex bakjes met afhaalroti. Jammer trouwens, die tempex bakjes, want die vind je vervolgens vaak in het water of in de berm terug. De roti is wel wat anders dan in Suriname (nee, nog steeds hebben we geen roti kunnen vinden die kan tippen aan die van Joosje in het centrum van Paramaribo), maar vaak nog steeds lekker genoeg om je vingers bij af te likken. Meestal is het in drie smaken te verkrijgen: lambi, kip of vis. De lekkerste roti van Grenada aten wij in Sauteurs. Nadat we een mevrouw op straat vroegen waar we goede roti konden eten, ging ze ons voor… Toen ze ons ergens naar een balkonnetje driehoog-achter leidde, zaten wij alweer te genieten, nog vóór de roti werd opgediend. En die roti was ook nog eens heerlijk. Dan kun je ons dus wegdragen 😊. Zo’n roti is trouwens erg goedkoop hier. Meestal betaal je 10-12 ECD, wat omgerekend zo’n € 3,50 – € 4,- is. Zodra je veel toeristen in een restaurant ziet zitten, weet je dat je ongeveer 3 keer zoveel betaalt. Zo betaal je in de bar van de haven in Prickly Bay voor een eenvoudige pizza 42 ECD (ongeveer € 14,-).

Wat wij trouwens wel grappig vinden, is dat het eten – ondanks het feit dat Grenada het ‘spice island’ wordt genoemd – helemaal niet zo spicy is. Er staat vaak wel een flesje pittige West-Indiessaus op tafel, maar het eten zelf is vrij mild van smaak. De specerijen worden hier wel overal verkocht en we zien ze met name verwerkt in siroopjes en in lokale spice rum.

Aan voorgerechten en toetjes doen ze hier niet. Soms kun je in een wat meer op toeristen gericht restaurant een toetje krijgen. De enkele keer dat we dit besteld hebben, hadden we er later eigenlijk een beetje spijt van. Inmiddels laten we de toetjes staan: liever géén toetje dan een matig toetje. Maar ook daar hebben we een oplossing voor gevonden. Tegenwoordig hebben we standaard twee lepeltjes in onze tas; dat hebben we in Suriname al van onze Zweedse vriend Chris geleerd. De meeste supermarkten hebben namelijk wél ijs in hun vriezer liggen. En er is niets mis mee om ons samen over een bakje Haagen Dasz te ontfermen onder de schaduw van een amandelboom, met uitzicht over een blauw baaitje.

 

Vlees en vis

Wat vlees betreft, is met name kip hier in trek. Ze zijn overal in het wild te vinden. Loslopend in de berm, of in onderdelen op de BBQ’s langs de weg. Het (oorspronkelijk Jamaicaanse) jerk chicken is hier bijvoorbeeld een populaire snack. Behalve kip zien we eigenlijk vooral wat bijzondere vleessoorten op het menu staan: geit bijvoorbeeld. Nou hebben we dat al vaker gezien in andere delen van de wereld en vinden we dat heerlijk. Maar als je bij de slager hanenpootjes kunt kopen, vinden we dat toch een beetje gek. De varkensstaart in de oil-down was trouwens wel lekker! Als we op de boot eten (wat we meestal doen), eten we overigens al heel lang geen vlees meer. Het is lastig om het koud te houden van de supermarkt tot aan de koelkast aan boord. Bovendien vinden we het geen pretje om vlees te bakken in een boot waar de temperatuur elk dag oploopt tot 32°C.

 

Dit soort gerechtjes zijn ook de normaalste zaak van de wereld. Echt waar.

 

Vlees als broodbeleg kennen ze hier niet. Op ingeblikte corned-beef na dan. En daar staan in de supermarkt dan weer hele schappen mee vol, die wij fijn links laten liggen. Doet toch een beetje denken aan de SMAC van vroeger. Jakkes. Ach, daar zoeken we dan gewoon alternatieven voor. Makreel uit blik is bijvoorbeeld goed verkrijgbaar hier en erg lekker op de boterham 😉.

Wat vis betreft zitten we natuurlijk goed hier op zo’n Caribisch eiland. Er wordt hier veel vis, kreeft en lambi (Koninginneschelp) gegeten. Helaas is het ons nog steeds niet gelukt om zelf vis te vangen. Zelfs hier in de baai zien we andere boten vissen binnenhalen. Ik denk dat de vissen ons gewoon niet zo aardig vinden. Gelukkig komen er regelmatig vissers langsgevaren om kreeft, oesters of vis te verkopen. Op de vismarkt in Grenville dicht een visser wel hele mooie eigenschappen toe aan zijn zelfgevangen tonijnen. Hij probeert Stijn te overtuigen dat we er eentje moeten kopen: “so you can do good things with the lady”. Mooie verkooptruc! Helaas moeten we deze tonijn aan onze neus voorbij laten gaan; we moeten nog zeker een half uur in een heet busje, en we denken niet dat de tonijn daar beter van wordt.

 

Groente en fruit

In de maanden dat wij rondvaren in Grenada, vallen we met onze neus precies in het fruitseizoen. Heerlijk! Met name mango’s waren er de afgelopen weken in overvloed. Letterlijk. Overal stonden bomen met soms wel duizenden mango’s. De grond eronder lag regelmatig bezaaid met rijpe mango’s. Zeker als zo’n boom in een privé-tuin stond, deed het soms pijn om die mango’s daar te zien verpieteren. Als ze ons ernaar zagen kijken, boden lokale bewoners ons regelmatig een flinke zak mango’s ervan aan. En mango´s die niet in tuinen liggen of hangen, die mogen natuurlijk gewoon geraapt of geplukt worden 😉. Net als al het andere fruit dat hier gewoon in het wild groeit.

 

 

De visvangst valt nog wat tegen; de fruitvangst is des te beter. Na een ochtendje wandelen in St. David komen we bijvoorbeeld thuis met papaya’s, carambola’s, mango’s en nootmuskaat

 

Jammergenoeg is het mangoseizoen nu bijna op haar einde. Maar er is nog genoeg ander tropisch lekkers te krijgen: Papaya´s (hier pawpaws genoemd), bananen, passievruchten, carambola’s (sterrenvruchten), water lemons (een soort van kleine passievruchtjes), golden apples (in Nederland worden ze Ambarella genoemd, maar ik had ze nog nooit eerder gezien) en Chinese plums. Die laatste twee zijn maar moeilijk met iets anders te vergelijken. Fruit wordt hier trouwens vaak tot sapjes verwerkt. Of het wordt als chow gegeten.

 

Zakjes mango-chow, hartig gemarineerde mango met knoflook, zout en peper

Het liefst kopen wij onze groenten en fruit (als we het niet zelf kunnen plukken of rapen) in kleine stalletjes langs de weg, of op de markt. In wat grotere supermarkten worden fruit en groente gekoeld bewaard. We kunnen er donder op zeggen dat eenmaal gekoeld fruit en groente binnen een dag wegrot op de boot (waar we het meeste buiten de koelkast moeten bewaren). Bij de kleine stalletjes en op de markt worden fruit en groente niet gekoeld, en zijn daarmee veel langer houdbaar. We blijven ons trouwens verbazen over de tropische varianten in de groentenstalletjes. Nog steeds vragen we regelmatig naar de naam van die ene gekke knol, of van die apart geknobbelde vrucht. Naast de komkommers, tomaten en uien (die hier ook verkrijgbaar zijn) liggen hier bijvoorbeeld calaloo, breadfruit, christophene, kokosnoot, cassave en okra. En sinds een week eten we ons bijvoorbeeld gek aan heerlijke avocado’s, die hier nu volop verkrijgbaar zijn.

 

Genieten van trots aangeprezen waren hier op de markt in Grenville!

 

Import

Groenten en fruit lijken vooral lokaal verbouwd te worden en zijn niet geïmporteerd. Dat geldt niet voor producten in de supermarkt. Zeker de wat luxere producten, zoals koekjes, chips en ontbijtgranen zien er heel Amerikaans uit. En de kaas die hier massaal in de supermarkten ligt, is de Nieuw-Zeelandse cheddar. Alles wat geïmporteerd is, is meteen ook heel duur. Een euro of 8 voor een pak cruesli is niet heel vreemd.

In de grotere steden zien we ook dat de Amerikaanse fastfoodketens erg populair zijn bij de locals; als er een filiaal van de KFC of de Pizzahut is, verkiezen veel locals dat boven hun traditionele roti. Daar snappen wij dan overigens weer helemaal niks van.

 

Drinken

Zoals overal ter wereld wordt er hier ook wel een biertje gedronken. In dit geval de lokaal gebrouwen ‘Carib’. Maar de échte drank van de Carib is natuurlijk de rum. Soms puur gedronken, maar ook in combinatie met sapjes, cola of ginger ale. En natuurlijk als basis voor allerlei tropische cocktails. De ‘Jack Iron’ (70% alcohol) is het échte werk hier. Overal zijn er ook rumbarretjes te vinden. Net als bij eettentjes is niet altijd duidelijk of het om een echte bar of om een huiskamer gaat.

 

Een ijskoud Caribje met dit uitzicht!

 

Wijn is hier wel verkrijgbaar, maar zeker 3 tot 4 keer duurder dan in Nederland. Bijzondere wijnen hoef je hier al helemaal niet te verwachten. En in veel supermarkten staat die wijn dan ook nog eens op de ongekoelde schappen, dus neemt die – net als de rest van de omgeving – een temperatuur van zo’n 30°C aan. Ons vooroordeel dat de wijn vast al verder tot azijn is gefermenteerd, heeft ons er tot nu toe nog van weerhouden om hier wijn te kopen. Ach, eigenlijk past een biertje of een rumpunch hier ook beter. Stijn heeft inmiddels – na heel wat proeven en bijschaven – zijn eigen recept voor rumpunch verfijnd. Jummie. Wij drinken ‘m overigens wel met kaneel, na onze ervaring met de halucinerende effecten van nootmuskaat (die traditioneel aan rumpunch wordt toegevoegd).

Melk is hier eigenlijk amper verkrijgbaar. Af en toe staat er een pak gesteriliseerde melk in de schappen. Maar verse melk, zoals wij die in Nederland in het koelschap hebben staan, heb ik nog niet gezien. Wat wel weer goed verkrijgbaar is, is een enorme variëteit aan sapjes, bijvoorbeeld van passievrucht, zuurzak, mango en sorrel (bloem van de hibiscus).

 

‘Lekkertjes’

Wat ‘lekkertjes’ zijn, is natuurlijk een hartstikke subjectief begrip. In ons geval betekent het bijvoorbeeld een lekker stukje kaas (bij voorkeur met een glaasje goede port), een gedroogd worstje, een lekkere tapenade, een vers olijven- of notenbroodje, een gerookt hammetje, een paté of een lekker gebakje. Al die dingen zijn hier niet te verkrijgen. Of nou ja… heel soms zien we bij een speciaalzaak nog wel eens wat liggen, maar als een puntje brie dan 10 euro kost, vinden we het er ineens toch niet meer zo smakelijk uitzien.

Maar zielig zijn we niet hoor. Integendeel. Wij halen er namelijk ook veel plezier uit om lokale producten te proeven en daar dan toch af en toe leuke verrassingen tussen te vinden. Zo zijn we dol op de spice bun: een kruidkoek met kokos en specerijen, die een structuur heeft die tussen brood en cake in zit. Jummie. Verse sapjes en het lokaal gemaakte nootmuskaatijs zijn echt een traktatie. Het fruit is hier lekkerder dan we ooit in Nederland geproefd hebben. En met de romige avocado’s hier maken wij de lekkerste guacamole-dips. Er zijn ook volop spicy cacaoballen te koop, waar je zelf warme chocomel van kunt maken. Lijkt ons heerlijk, alleen…. bij 30°C?

Ons culinaire hoogtepunt hier in de Carieb was de Grenada Chocolate Company. Een kleine coöperatie, die niet alleen op duurzame wijze produceert (en de cacaoboeren een aandeel in hun winst geeft), maar ook nog eens verrukkelijke chocola maakt. Hele pure varianten, zonder toevoeging van melkproducten. We krijgen een rondleiding door het fabriekje en moeten daarna in het naburige winkeltje natuurlijk alle varianten testen. En wie zijn wij dan om deze belangrijke taak te weigeren! Volgens de jongen in de winkel is deze chocola ook nog eens goed voor de gezondheid. Hij legt iets uit over witte bloedlichaampjes. Ik ben vergeten wat hij precies zei, maar het haalde me natuurlijk wel over de streep om een aantal van die lekkere repen te kopen!

 

Oude dametjes zoeken met de hand de mooiste cacaobonen uit en daar wordt héérlijke chocola van gemaakt

 

Ach, je kunt je voorstellen dat wij af en toe wel eens met speeksel in de mond mijmeren over onze Spaanse en Surinaamse herinneringen. Maar met wat creativiteit valt het hier culinair ook helemaal niet tegen hoor! No need to be angry dus!

 

5 gedachten over “An angry man is a hungry man”

  1. René en Truus

    Ja, dat is jullie wel toevertrouwd, keurmeester in de chocoladefabriek Ik zie het zó voor me: Sjakie en Sjakelientje. Geen wonder dat jullie zo lekker bruin zijn. Fijn dat chocola zo gezond is hè 😉 !!!
    Maar het échte toetje zat natuurlijk achter het bordje oil-down te glimmen. Niet echt een Angry Man, eerder een Happy Man zo te zien.
    ( Hoe kan het ook anders met zo’n ‘partner in crime’ ? )
    Voor straks welterusten, voor nu heel veel liefs en een dikke kus
    XXX

    1. Jaaa! Op de vluchtstrook van de A2. De auto’s staan daar op vrijdagmiddag toch al stil. Dan maar beter met een lekker boutje van de gril, toch?

  2. Zo leuk! Een ‘zuurzak’ haha en al dat fruit, wat een heerlijkheid. En ook lekker bij de locals aanschuiven, ik watertand lekker mee (zelfs om half 8 sochtends in de trein haha)

    Veel liefs!!

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *