In Bonaire kregen we mijn ouders, René en Truus, op bezoek. Naast een geweldig weerzien op (bijna) het verste punt van onze reis, lieve cadeautjes en lekkernijen uit Nederland, een heerlijke week waarin we samen Bonaire hebben verkend én een stapel spullen voor de Amuse, laten ze volgens goed gebruik ook een gastenblog achter.
Tja, hoe heten ze nu, de bewoners van Bonaire? Zijn het Bonairezen, Bonairders of Bonairanen? Enig zoekwerk op het internet zorgt voor duidelijkheid: ze worden Bonairianen genoemd. Wel handig om te weten als je een weekje op bezoek gaat bij Stijn en Yvet, die op dat eiland hebben aangemeerd.
Naar Bonaire dus, een bijzondere gemeente van Nederland. Want het eiland ligt op bijna 8000 kilometer van ons land verwijderd, wat neerkomt op zo’n 9 à 10 uur vliegen. Met zijn 295 vierkante kilometer is het net iets groter dan Ameland.
Bonaire werd indertijd ontdekt door Amerigo Vespucci, die er goud hoopte aan te treffen. Maar daarin werd hij zwaar teleurgesteld, van dit edelmetaal was er niets te vinden. Het eiland kwam in 1633 onder Nederlands bestuur doordat de West-Indische Compagnie (WIC) er zeggenschap kreeg. Deze handelsorganisatie had vooral belangstelling voor het profijtelijk exploiteren van de zoutpannen in het zuiden van het eiland.
Koralendijk
Bonaire kent slechts twee plaatsen: Rincón in het noorden en de hoofdstad Kralendijk, midden op het eiland aan de kust. De naam Kralendijk is een verbastering van Koralendijk en die geeft precies de locatie van de ruim 12 duizend inwoners tellende plaats aan: vlak bij zee, waar in het water een verhoging of dijk van koralen ligt. In totaal wonen er op Bonaire nog geen 20 duizend mensen. De koralen zijn trouwens langs bijna de gehele kust te vinden. Deze mee naar huis nemen is (terecht!) streng verboden.
Behalve om zijn koralen is Bonaire ook bekend om de flamingo’s, die in de diverse plassen op het eiland leven. Deze roze watervogels worden toeristisch sterk gepromoot. De souvenirwinkels hangen vol met afbeeldingen ervan. En het vliegveld van Bonaire heet heel toepasselijk Flamingo Airport.
Hoog op de wielen
Maar het meest te zien op het eiland zijn de pick-ups en terreinwagens, ‘gewone’ auto’s zijn er een zeldzaamheid. Bijna iedereen op Bonaire rijdt in een op hoge wielen staand voertuig. Daar is een reden voor. De wegen zijn erg slecht, vol kuilen en oneffenheden. Behalve in het centrum van Kralendijk zijn er geen trottoirs te bekennen; in de kanten van de weg zitten vaak diepe kuilen. Dus: een pick-up is hét aangewezen vervoermiddel op het eiland. En juist een dergelijke auto had Stijn gehuurd om het eiland tijdens ons verblijf te verkennen – een prima keuze, zo zou later herhaaldelijk blijken.
Jassen uit
Snel de jassen, truien en lange broeken uit. Het temperatuurverschil tussen Nederland en Bonaire was eind oktober toch gauw een graad of twintig. Aangekomen op Flamingo Airport viel de warmte als een klamme deken over ons heen. Zweetdruppels parelden al snel op ons voorhoofd.
Met een (gelukkig gekoeld) busje van de reisorganisatie werden we van het vliegveld naar ons appartement aan de rand van Kralendijk gebracht. Daar kwamen ook Stijn en Yvet naar toe om ons te verwelkomen. Hun boot lag een stukje verderop in de haven. Het was een hartverwarmend weerzien, we hadden de twee zeilers al bijna een jaar niet meer in levende lijve gezien. Natuurlijk was er veel om bij te praten.
Niet op slot
De volgende dag werd de pick-up, die Stijn had gehuurd, afgeleverd bij het appartement. Wel even wennen: het voertuig mocht niet worden afgesloten en de ramen dienden het liefst open te blijven. Om eventuele dieven duidelijk te maken dat er in deze pick-up echt niets te halen viel.
Stijn en auto’s en dan met name zulk soort stoere voertuigen: het is een gouden combinatie. Met een big smile en of hij er altijd al in gereden had, kroop hij achter het stuur om ons naar het zuiden van Bonaire te brengen. Daar wilden we de slavenhuisjes gaan bekijken.
Rood, wit, blauw en oranje
De West-Indische Compagnie exploiteerde daar lange tijd een groot aantal zoutpannen. Door zeewater in vierkante bassins te laten verdampen bleef er uiteindelijk zuiver zout over.
Het verplaatsen van het steeds zouter wordende water naar een volgend bassin werd gedaan door negerslaven. Zij sliepen in huisjes vlak bij de kust. Het zout werd op schepen ingeladen op vier verschillende plekken, aangegeven door hoge, piramidevormige zuilen met de kleuren rood, wit, blauw en oranje. Zo hadden de schepen een richtpunt. Bij deze plekken kon een sloep aanleggen, die met zout werd geladen. Was deze vol, dan voer de sloep naar het schip om daar het zout over te laden. Op deze wijze werd gedurende meer dan twee eeuwen zout van Bonaire naar Nederland vervoerd en verhandeld.
Ook nu nog kent Bonaire een relatief grote zoutproductie. Van grote afstand zijn de enorme zoutbergen al te zien. Via een ingenieuze transportmethode wordt het zout meteen in schepen geladen.
Terramar
De bedrijvigheid van Bonaire is geconcentreerd in en rond Kralendijk. Slechts enkele gebouwen herinneren aan het koloniale verleden. De West-Indische Compagnie liet in 1639 een klein fort bouwen, voorzien van vier kanonnen, waarmee alleen saluutschoten zijn afgevuurd. Dit bouwwerk, met de naam Fort Oranje, had een verdedigingsfunctie, vooral om het kostbare zout te beschermen tegen mogelijke kapers. Later is er bij het fort nog een vuurtoren gebouwd.
Ertegenover verrees een douanekantoor. Om de conditie van de medewerkers op peil te houden, worden vóór het kantoor regelmatig fitheidsoefeningen gedaan onder leiding van een sportinstructeur, zo zagen wij. Twintig keer opdrukken was een van de onderdelen.
Midden in het winkelcentrum van Kralendijk staat het museum Terramar, dat op moderne wijze een overzicht geeft van 7000 jaar Bonairiaanse geschiedenis.
Aan de boulevard is een groot aantal eetgelegenheden. Door de eigenaar van één ervan werd René steevast aangeduid als ‘El Comandante’, de leider van het viertal dat bij hem kwam eten. Toen hij de baas vertelde dat Truus ook wat in de melk te brokkelen had, kreeg zij de titel van ‘El Capitán’.
Mangazina di Rei
De slaven die in de zoutpannen werkten konden op zondag hun vergoeding krijgen. Niet in een kantoortje bij deze zoutpannen maar in de plaats Rincón, zo’n 25 kilometer noordelijker. Deze afstand moesten ze te voet in de brandende zon afleggen.
Sinds 1824 ontvingen de slaven hun loon in Rincón in de Mangazina di Rei, een gebouw dat nu nog steeds bestaat en is ingericht als museum en cultureel centrum. Het geeft een aangrijpend beeld van onder andere het slavernijverleden. Zo zijn er de bakjes te zien, waarin de slaven hun verdiensten in natura ontvingen en zogeheten vrijbrieven waarmee slaven voortaan als vrij mens door het leven mochten gaan.
Eén keer in de maand vindt er bij deze Mangazina di Rei een culturele markt plaats en uitgerekend op de dag dat wij er waren, was dat het geval. Kleurrijk uitgedoste en dansende Bonairianen in traditionele kledij, inlandse broodjes, heerlijke drankjes: er was heel veel om te zien en te proeven. Een echt Caribisch sfeertje dus. Om de Mangazina di Rei staan cactusplanten als omheining, zoals trouwens om veel percelen op het eiland. Heel effectief, geen mens zal er doorheen kruipen.
Washington Slagbaai
In het noorden van Bonaire ligt het grote natuurpark Washington Slagbaai. Er lopen twee routes doorheen: een korte en een lange. Ze zijn te voet of met mountainbike af te leggen, maar met een voor dit woeste terrein geschikte auto gaat het toch het beste. Met Stijn als snelschakelende, op tijd remmende en de diepste kuilen ontwijkende chauffeur hobbelden we door het natuurpark.
Er staan veel cactussen, sommige wel zes meter hoog. Leguanen kruipen er volop en in de meren verblijven vele flamingo’s. Ook parkieten en papegaaien zijn in Washington Slagbaai te vinden, evenals wilde ezels en geiten.
Deze laatste dieren werden in het verleden vlak aan zee geslacht – vandaar de naam Slagbaai. Vlees en huiden werden per boot verder getransporteerd. Bij Slagbaai – nu een zandstrand – staan nog de gebouwen waar dat gebeurde. Picknicken deden we op een uitkijktoren niet ver van Slagbaai, met zicht op de flamingo’s.
De lange route voert langs de op een maanlandschap lijkende woeste noordkust van het park. Heel indrukwekkend! Er is zelfs een restant van een vuurtoren (letterlijk een toren waarop vuur werd gestookt om de schepen te waarschuwen) met daarbij de vervallen woning van de vuurtorenwachter. De man moet zich op die plek wel heel erg eenzaam hebben gevoeld.
Cruiseschip
Van oktober tot mei leggen in Kralendijk een paar dagen per week enorme cruiseschepen aan. De plaats komt dan helemaal tot leven. Op het centrale marktplein worden kraampjes gebouwd waar van alles te koop is voor de passagiers van de cruiseschepen. Om de drukte in de straten van Kralendijk in goede banen te leiden worden deze afgesloten voor het verkeer.
Eten
Bonaire kent uiteraard enkele gerechten die typisch zijn voor het eiland. Zoals stoofschotels met geiten- en leguanenvlees, die laatste wordt in de volksmond ook wel boomkip genoemd. Maar hoe smaken die? Dat wilden Stijn, Yvet en Truus wel eens weten (René is niet zo’n avontuurlijke eter, alhoewel hij de geit wel geproefd heeft). In een hooggelegen restaurantje met een fantastisch uitzicht op de omgeving werden deze inheemse lekkernijen geproefd. Unanieme conclusie: heel bijzonder en heel lekker. Yvet kreeg zelfs een complimentje van de uitbaatster dat ze de leguanenwerveltjes zo netjes had leeggegeten!
Vertrek
En dan is het er toch weer veel sneller dan gedacht: het vertrek. Met weer een volle koffer (heen met allerlei nieuwe onderdelen voor de boot en terug met defecte apparaten) en half lege trolleys brachten Stijn en Yvet ons naar vliegveld Flamingo, even buiten Kralendijk. Afscheid nemen was niet gemakkelijk. We zullen die twee lieve mensen weer een lange tijd niet zien. Maar wie weet… misschien…
Lieve Stijn en Yvet: bedankt voor de heerlijke tijd samen op het mooie Bonaire. We hebben van jullie en van het eiland genoten!
Voor de liefhebbers ook nog een filmpje met onze indrukken van Bonaire:
Wat een speciale en mooie ervaring weer!
Ook wel weer heel een hele uitdaging voor El Capitán en El Comandante, lijkt me zo…..
Maar dan wel meteen weer één met een uitgebreid verslag van Bonaire, zodat wij zelfs op zo’n grote afstand ineens heel dichtbij lijken door de foto’s, filmpjes, details en geschiedenis.
Dikke knuffel voor jullie!!
Hoi Joyce,
Inderdaad een hele uitdaging voor ons, maar wat een hartverwarmend weerzien. Daar kunnen we weer eventjes op teren!
Hint: nu de beide zusjes een keertje richting (schone) broer en (schone) zus 😉 ??? (Grapje!)
Liefs en een knuffel voor jou en de meiden
Prachtiggggggggg❤❤❤❤. Mijn broer is nu bij jullie in de buurt.
Oh wat leuk! Waar is hij nu? Wij zijn inmiddels in Curacao
Fijn als een familie elkaar na lange tijd weer inde armen kunnen sluiten. Fijne tijd verder….
Moet een bijzondere week geweest zijn! Bijzonder omdat Bonaire zonder Renault + caravan niet gaat lukken dus er moest op voor T&R op bijzondere wijze gereisd worden, maar nog bijzonderder om op zo’n grote afstand elkaar fysiek te huggen en een week bij te dragen aan een bijzondere droomreis van 2 bijzondere zeeschuimers!
Uiteindelijk: 4 happy peoples, dus missie geslaagd!
Binnenkort meer bijzondere belevenissen…
Ha die Matthijs, 100% raak. Bijzonder in de …tigste macht! Want wat is er nu mooier dan te zien hoe onze ‘zeeschuimers’ hun droom waarmaken en daar zelf ook weer even deel van te mogen uitmaken?
Dus ja: ‘happy as happy can be’. 🙂 !!!
Liefs voor jou en Yvonne