De volgende ochtend heeft Yvet om 6.00 uur al brood gekneed, dat rond een uur of 8.00 net uit de oven komt. Het is rustig buiten. Het drupt nog wel wat, maar volgens de weersvoorspelling zijn dat de laatste paar druppeltjes. In de middag zou het weer droog en zonnig moeten zijn. We zitten allebei nog in slaaptenue – Yvet is bezig met het reisverslag – als het plotseling heel hard begint te waaien. Wat gek, ineens komt de wind uit het noordwesten en komt daarmee recht het kommetje van onze baai in gewaaid. Onze boot ligt dwars op de wind en Stijn snelt naar buiten. Hij roept dat we wel wat dichter bij de kant beginnen te komen en dan gaat het ineens heel snel: door onze achterlandvast naar de kant weet de wind maximaal grip te krijgen op de zijkant van de boot, we komen nu echt heel akelig dicht bij de rotsen. De dieptemeter piept al en we kijken angstvallig naar boven. Het is duidelijk één bui, en de wind (weer die stomme 30 knopen) lijkt wel van alle kanten te komen. Houden we dit?
Als we de kiel langs de rotsen voelen schuren, besluiten we als de wiedeweerga de achterlandvast los te maken en naar het anker toe te varen. Gelukkig, we zijn in elk geval weg van de kant. Stijn probeert het anker in te halen, terwijl Yvet de boot weg blijft sturen van de kant, maar de ankerlier reageert niet. Shit, ook dat nog eens. Nadat Stijn de zekering van de ankerlier een paar keer heeft gereset, komt er langzaam beweging in het anker. Inmiddels komt de regen met bakken tegelijk in horizontale striemen uit de lucht gevallen. Stijn zit nog steeds in zijn slaapboxershort op de boeg, en Yvet in nachthemd en onderbroek achter het roer. KOUD! De landvast (extra lang) hangt nog aan het rotsblok waar we hem gisteren hebben vastgemaakt, en we besluiten dat we niet zonder de landvast kunnen, dus dat we hem op gaan halen. Maar eerst even de bibbers uit ons lijf krijgen en droge kleren aan doen. Nadat we ons om beurten hebben afgedroogd en ons zeilpak hebben aangedaan en zo’n drie kwartier rondjes hebben gevaren in de baai, wordt het net zo plotseling als het begon te regenen ook weer droog. Terwijl het zonnetje doorbreekt ankeren we opnieuw en haalt Stijn met de bijboot de landvast op.
Binnen een uur zien zowel het water als de lucht eruit alsof er nooit iets aan de hand is geweest. We besluiten ons ontbijt meteen maar even te nuttigen (dat was ons bijna voor de tweede dag op rij niet gegund). Uiteindelijk is het een uur of 11 als we met 15 tot 20 knopen wind en een fijn zonnetje de baai uitvaren, op weg naar Selimye, een baai slechts een mijl of 7 verderop. Maar we vinden het wel best om hier op tijd te zijn. Effe rustig aan!
Op de steiger worden we hartelijk verwelkomd door Osman, een vriendelijke restauranteigenaar die door zijn gebit met gouden tanden zelfs een vermelding heeft in de pilot als “the man with his unmistakable grin”. Op donderdagmiddag is het toevallig markt in Selimye, dus daar lopen we heen. We kopen er voor geen geld wat verse groente, fruit en olijven.
We eten ’s avonds heerlijk in Osmans openluchtrestaurant aan het eind van de steiger. We maken tevens kennis met de Raki, de Turkse anijsdrank, waar we heel moedig een fles van 0,35 liter van bestellen, nog voordat we weten dat het een alcoholpercentage van 45% heeft. Hihi!