Straatjes met oude afgesleten kinderkopjes. Voorbij rochelende oude Amerikaanse auto’s. Prachtige oude pleinen en gebouwen die eruit zien zoals vele jaren geleden. We horen vaak, je “bent niet in Cuba geweest als je Trinidad niet hebt bezocht”. Vanuit onze Cubaanse thuisbasis Cienfuegos reizen we per taxi collectivo naar Trinidad. Het is hier altijd maar afwachten of je in een aftandse Lada, een moderne Koreaan of Chinees, of in Amerikaans automobiel erfgoed terecht komt. En we hebben geluk! Er bromt een Chrysler uit 1956 voor, zo goed als nieuw 😉. In Nederland zou de trotse eigenaar van zo’n auto vast voorzichtig rijden om de jaren-oude techniek wat te sparen. Hier is het gewoon een werkend vervoersmiddel dat ook op z’n oude dag precies dáárvoor stevig wordt gebruikt. We deinen met een lekker vaartje in een uur naar Trinidad. Nu we wat meer landinwaarts zijn, valt de mix van moderne tijd en ‘weleer’ ook weer op. Moderne bussen, auto’s en oldtimers, paardenkarren met water- en melktonnen. Paarden en honden die vee langs de weg drijven. Het mengt hier prima met elkaar.
In Trinidad hoeven we niet ver te lopen om middenin dit ‘openlucht museum’ te zijn. Overal waar we kijken zien we steile straatjes en prachtige oude gebouwen. Met een beetje inlevingsvermogen waan je je in die oude koloniale stad, de derde stad die ooit in Cuba werd gesticht door Vélasquez. Waar ook nú gewoon het Cubaanse leven van alledag plaatsvindt. De was wordt gedaan. Dames keuvelen lekker samen voor de TV. Mannen spelen domino in de schaduw. De bakker verkoopt al zingend zijn waar aanbevelend vanuit een bolderkar pan suave, lekker vers zacht brood. Wij kopen ook meteen maar wat voor de komende dagen. Kris kras rondslenterend proeven we de ontspannen sfeer, genieten van een son bandje dat op een pleintje speelt. Al deze indrukken verwerken we net wat soepeler met een verkwikkende mojito, voordat de taxi collectivo ons weer oppikt om naar Cienfuegos terug te gaan. En ook nu hebben we weer geluk. We mogen plaats nemen op de zacht verende achterbank van een grote Buick uit 1951. Cruisend door het landschap van bergen en suikerrietvelden met ondergaande zon wordt deze dag helemaal in stijl afgemaakt.
Tja, en dan zijn we weer in Cienfuegos waar we nu wel lichtjes met de neus op de feiten worden gedrukt. Het wordt hoog tijd om oostwaarts, richting Santiago de Cuba te gaan. Of, nu we het verste punt van onze reis hebben bereikt, terug. Bijzonder eigenlijk, onafhankelijk van elkaar bedachten we allebei dat het woord ‘terug’ de lading niet dekt. We hebben immers nog zoveel nieuwe dingen te ontdekken hier in de Caribische zee, de Azoren… En we nemen ook onze ervaringen mee naar Nederland, hoe dan ook is het niet zomaar ‘terug naar het oude’. We zien het meer als de tweede helft van de ronde die we maken.
We trekken nog een paar keer Cienfuegos in om zoveel als mogelijk is hier, boodschappen te doen voor de komende tijd. De 300 mijl naar Santiago komen we vooral hele kleine dorpjes en onbewoonde eilandjes tegen, verse spullen zijn daar niet of nauwelijks te krijgen. We genieten de laatste dagen van deze levendige stad. Al zoekende naar brood, groenten en fruit blijven ons steeds nieuwe dingen opvallen. Huiskamerdeuren die open staan en je een blik gunnen op het normale Cubaanse leven, vooral jongelui die allerlei handgemaakte frutsels verkopen in de hoop wat felbegeerde CUC’s van toeristen te bemachtigen en we blijven ons vergapen aan de schilderkunst, genieten van eerlijke espresso’s (in de Carieb is oploskoffie eerder regel dan uitzondering), imposante en kleurige gebouwen met kunstige hekwerken voor de ramen en deuren. En op de valreep ontdekken we nog paladar Masparmas, waar we op onze laatste avond heerlijke biefstukjes eten.
Wanneer we bij de haven onze despacho (schriftelijke toestemming van de douane en kustwacht om naar de volgende haven te mogen varen) halen om naar Santiago de Cuba te mogen varen, spreken we nog met de havenmeester(es). Ze zegt dat ze het echt gewéldig zou vinden om zo’n reis te maken zoals wij doen, of zelfs maar op kort op vakantie te gaan. We reageren nog wel eens ‘als je iets écht wilt, wat houdt je tegen?’. Maar hier voel je dat dat écht anders ligt. Je voelt de onvrijheid. Best confronterend.
Als we bij de eerste stralen ochtendzon ons anker uit de modder trekken en koers zetten naar de Jardines de la Reina is het varen wel even wennen hoor. Het overwegend relaxt-met-de-wind-van-achter-en-stroom-mee zeilen tot aan ons meest westelijke punt, moeten we de komende maanden inruilen voor aan-de-wind-met-stroom-tegen. Dat wísten we natuurlijk al wel, maar de stijve bries pal op de kop die we nu hebben geeft er toch een realistische kijk op. De kookkunsten aan boord pieken naar ongekende hoogten met een noedelsoepje uit een grote maatbeker, zodat de inhoud niet over de rand gutst. Gelukkig neemt de wind van middernacht tot in de ochtend bij deze bergachtige kust af en draait naar een gunstiger hoek (door de koud geworden wind die van de hoge bergen afrolt), en is er beter te zeilen.
De Jardines de la Reina is een groot gebied van riffen en talloze kleine eilandjes, slechts enkele zijn bewoond en dan met name door vissers. Wit zand. Palmbomen. Helder blauw water. Toen Columbus Cuba dit gebied bevoer, heeft hij het om de koningin te eren het tot haar tuin benoemd. Best een mooi buitentuintje. Wij laten in deze koninklijke wateren ons anker vallen bij het eilandje Cayo Anclitas. Lekker beschut voor wind en golven.
In Cuba mag je als zeiljacht niet zomaar overal stoppen en aan wal, waarom eigenlijk is een beetje onduidelijk. We vragen ons ook af hoe de kustwacht dat allemaal in de gaten zal houden in dit soort onbewoonde gebieden. Net als we even een middagdutje willen doen komt er een klein motorbootje naar ons toe gevaren. De vriendelijke man zegt dat hij door de kustwacht is gebeld om even bij ons langs te gaan om de bootgegevens te noteren. Huh? Heel bijzonder dat ze ons hier lokaliseren (geen AIS of radarstation gezien hier in de buurt). Maar goed, braaf roep ik alle gegevens naar de señor en hij schrijft het op een vodje papier. En later mag ik het nog eens via de marifoon bevestigen… Ook zegt de man dat we hier eigenlijk niet mogen ankeren en vissen (had net de hengel uit). Uh, dat is ook nieuw voor ons. Maar als we uitleggen dat we net een nacht hebben gezeild en moe zijn, is het ok. Het is ons duidelijk… we worden goed in de gaten gehouden.
Onze volgende etappe is naar Cabo Cruz, het zuidelijkste puntje van Cuba. Gelukkig houden de wind en golven zich gedeisd nu. Deze kaap ligt perfect beschermd tegen de wind en golven door een groot rif. Vanaf ons ankerplekje horen we het continue geruis van op het rif brekende golven. Ook hier komt er niet lang nadat we geankerd hebben een bootje naar ons toe. Dit keer met een heuse official van de guardafrontera, in werkoveral, die zich door een vissertje laat roeien. En we liggen best wel een stukje van de stad, die visser zal niet blij zijn. Deze meneer heeft zelfs al een smoezelig printje met daarop onze bootgegevens inclusief foto van de Amuse bij zich, hoe komt ‘ie daar nou weer aan? Formulieren worden weer ingevuld en onze despacho wordt verfraaid met een handtekening uit Cabo Cruz. Als we zelf naar het stadje gaan – na akkoord van de kustwacht mag dat – zijn wíj meer een bezienswaardigheid dan het dorpje voor ons. Hier komen kennelijk niet zoveel buitenlanders. Kinderen lachen ons toe. Er wordt ons van alles aangeboden, eieren, vis, kreeft en bananen. Voor wat wij ervoor willen geven. We zijn eigenlijk vooral op zoek naar brood, maar in de enige lokale winkel zijn op dit moment alleen bier en sigaren te koop 😊. Toch maar een stronk bananen dan. Als we even later door de hoofd- (en enige) straat lopen raken we aan de praat met een Cubaan die in Florida woont maar regelmatig hier bij vrienden is. We krijgen een biertje in onze handen gedrukt en mogen ’s avonds aanschuiven bij de BBQ als we willen. Geweldig, maar we moeten overslaan want de volgende ochtend willen we weer vroeg weg. Naast deze gastvrijheid, vriendelijkheid en prachtig uitzicht over de Caribische zee, is er eigenlijk niet zoveel te beleven. Hoeveel meer heb je eigenlijk nodig?
Marea Portillo, 30 mijl verder oostwaarts is onze laatste stop vóór Santiago en ook schuilplek voor de komende dagen, er wordt weer harde wind voorspeld. We hebben geleerd van een paar dagen geleden dat daar aan deze kust nauwelijks tegenin te buffelen is. Rond borreltijd vragen we ons af of er hier nog wordt gecontroleerd door de kustwacht, want het kustwacht station zit 10 kilometer verderop. En als je het over de duivel hebt… Er komt weer een roeibootje onze kant op. Ja hoor, de kustwacht meldt zich. Onder de radar varen blijkt hier zo goed als onmogelijk. Het heerschap van de kustwacht doet netjes zijn schoenen uit, komt aan boord. En ach, het is borreltijd dus doet hij, en de visser vanuit zijn roeibootje, lekker mee met een biertje, een gembersapje en een toastje met kruidenkaas. Dan krijgt hij het toch wel muy calore (erg warm) en trekt ook maar even zijn overhemd en sokken uit. Ach ja joh, maak het je gemakkelijk 😊. Wel gezellig. De formaliteiten zijn verder snel afgehandeld en hij neemt onze despacho mee in zijn archiefmap, omdat we een dagje blijven. Die krijgen we weer terug wanneer we vertrekken. Als hij ook nog even de boot binnen inspecteert, valt zijn oog op een tube tandpasta. Of hij die mag hebben. Nou vooruit, beter dan bedelen om geld, en dat soort artikelen is hier lastig te krijgen voor Cubanen.
Ons dagje verwaaid komen we prima door met weerberichten bekijken, routeplanning, een bezoek aan privékapsalon Amuse, poetsbeurt van de waterlijn en pannenkoeken bakken. En het is goed dat we niet zijn gaan varen, want de pannenkoeken waaien bijna van onze borden af.
De laatste 75 mijl naar Santiago plannen we zo veel mogelijk ’s nachts, waarom schreef ik al eerder. De middag dat we willen vertrekken laat de guardafrontera zich weer netjes op tijd naar ons toe roeien, geeft ons onze despacho terug, mét weer een nieuwe handtekening erbij. Een ferme handdruk en we mogen weer door, “buen viaje!” Soepel geregeld. Al snel gaat de zon onder achter ons. En met de volle maan die een zacht schemerlicht op de bergen en de zee werpt, is deze nachtelijke toch best prettig. Bij het ochtendgloren varen we Santiago binnen. Ook daar zijn we al weer opgemerkt, al vanaf een paar mijl uit de kust worden we op de marifoon opgeroepen. Hier ook wel logisch, want we varen tussen drie grote tankers die de baai waaraan Santiago ligt naar binnen willen, door een – met zo’n joekels van schepen om je heen – toch wel nauwe ingang.
Havenmeester Norberto staat al uitbundig te zwaaien op de steiger waar we ons moeten melden, nu we officieel zijn gearriveerd in de haven die op onze despacho staat. The eagle has landed. We snappen nog steeds niet waarom al het zeilverkeer zo intensief wordt gevolgd, en tegelijkertijd hebben we er ook geen last van gehad. Sterker nog, we hebben ons aan de hele Cubaanse kust super veilig gevoeld. Met een “bienvenido a Santiago” van de douane zijn we vrij om te gaan waar we willen en met een lekker salsa deuntje vanaf de kant, vinden we een mooi ankerplekje in de buurt van de haven. Tijd om Santiago in te gaan!
Heerlijke verhalen. Een mojito zal in Nederland nooit meer zo smaken als voorheen… misschien als jullie je ogen dicht doen en de Buena Vista Social Club op de achtergrond klinkt?