Nu we inmiddels alweer vier Azoriaanse eilanden hebben bezocht, wordt het de hoogste tijd om ook even wat meer achtergronden te schetsen bij deze eilanden. Ik vind het zelf altijd interessant om onze eigen belevenissen in die context te kunnen zien. Bij deze dus…
De Azoren zijn een eilandengroep bestaande uit negen eilanden. Speldenknopjes midden op de oceaan. Als je niet inzoomt op de kaart, zie je ze niet eens liggen. De eilanden zelf zijn niet zo groot, maar de afstand tussen Corvo en Santa Maria bedraagt toch zo’n 600 kilometer. De eilanden maken onderdeel uit van de langste bergketen ter wereld, waarvan het grootste deel trouwens onder water ligt. Die bergketen loopt van vlak onder de noordpool, via IJsland naar het zuiden. De bergketen is ontstaan doordat de Euraziatische en de Amerikaanse aardplaat elk jaar een paar centimeter uit elkaar schuiven. Door de scheuren borrelt magma naar boven. En als dat maar lang genoeg gebeurt, ontstaat er een vulkanisch gebergte. Nog steeds zijn er op de Azoren actieve vulkanen, en regelmatig zijn er flinke aardbevingen doordat de aardkorsten aan de wandel gaan. Dat ontdekten we op Faial al in het bezoekerscentrum bij Capelinhos, waar precies werd uitgelegd hoe de Azoren waren ontstaan en welke vulkanen nog actief zijn. En later op Pico liepen we door een vulkanische tunnel, waarin het niet moeilijk was je te verbeelden met welke kracht zo’n vulkaan uitbarst.
Lange tijd waren de Azoren ongerept gebied, zonder inheemse bevolking. Pas in de 15de eeuw werden de eilanden ontdekt door Portugese ontdekkingsreizigers. Die namen koeien, geiten en varkens mee om te voorzien in vlees en de dichte begroeiing op de eilanden moest plaats maken voor landbouwactiviteiten. De eerste bewoners van de eilanden kwamen van het Portugese vasteland. Maar erg storm liep het niet. Daarom werden er in het bevriende Vlaanderen nieuwe bewoners gerekruteerd, en die zagen het wél zitten om zich op de Azoren te vestigen.
De Azoren werden een belangrijke strategische plek tussen de Amerika’s en Europa in. Handelsschepen die terugkwamen uit de Carieb, Brazilië en Indië, gebruikten de Azoren als pleisterplaats. Ze verzamelden zich en voeren in konvooi – begeleid door oorlogsschepen – naar het Europese vasteland, om op die manier overvallen door piraten te voorkomen. Een paar eeuwen later (in 1883 om precies te zijn), nam Prins Albert van Monaco het initiatief om de eerste transatlantische telefoonkabel te leggen tussen de Azoren en het Europese vasteland. Zijn doel daarmee was om de weersvoorspellingen in Europa beter te kunnen voorspellen, want hij had het idee dat het weer boven de Azoren grote invloed had op het Europese weer. Slimme man, die Albert. Een paar jaar later werden er ook telefoonkabels gelegd tussen de Azoren en Amerika. Alweer hadden de Azoren dus een brugfunctie, ditmaal in de communicatie tussen Amerika en Europa. Ook bij het eerste transatlantische vliegverkeer en later in de eerste wereldoorlog vormden de Azoren de brug tussen continenten.
Door al die overzeese contacten, vestigden zich door de eeuwen heen mensen uit alle windstreken in de Azoren: Belgen, Fransen, Portugezen, Amerikanen, … Maar andersom vestigden zich ook veel Azorianen in het buitenland. Als er weer eens een economische crisis was, een vulkaanuitbarsting of een aardbeving, stapten er weer hordes Azorianen op de eerste de beste boot. Gek genoeg gingen ze meestal niet naar Portugal, maar naar Amerika. In Amerika schijnen inmiddels meer dan een miljoen Azorianen te leven (de nazaten meegeteld), waarmee er veel meer Azorianen in Amerika leven, dan op de Azoren zelf (ca. een kwart miljoen). Velen van hen komen eens per jaar op vakantie naar de Azoren.
Nu ik dat zo opschrijf, moet ik ineens terugdenken aan Pico. We reden met Carla en Henk daar rond, op weg naar een leuk lunchtentje. Op een gegeven moment zagen we een schattig huis met een bordje ‘bodega’. Op het terras op de eerste verdieping stond een gezelschap met een glaasje drinken in handen gezellig te keuvelen. We parkeerden snel de auto en liepen het trapje op naar het terras. Na wat verwarring, werd ons al snel duidelijk dat het huis eigenlijk een ‘private place’ was. “Oh sorry, we dachten dat het een restaurant was!” Wat bleek: het gezelschap bestond voor het grootste deel uit naar Amerika geëmigreerde Azorianen die hier bij familie de vakantie kwam doorbrengen. In plaats van ons weg te jagen, werden we meteen welkom geheten. Er was meer dan genoeg te eten en we mochten gerust blijven. We vonden het zelf niet zo netjes om ons bij deze familieaangelegenheid op te dringen, dus we sloegen het aanbod toch maar af. Maar wat ontzettend lief om een stel toevallige voorbijgangers direct te vragen om mee te eten. We hebben vaker geschreven over de vriendelijkheid van mensen die we tegenkwamen tijdens onze reis, maar de Azorianen spannen toch wel de kroon. Zou dat te maken hebben met de brugfunctie die de eilanden zo lang hebben vervuld? Met de rol die de eilanden als sinds oudsher spelen als veilige haven voor reizigers?
Tot zover weer de Amusepedia. Over naar onze eigen belevenissen op São Miguel.
De nachtelijke tocht van Terceira naar São Miguel verloopt supervlot. Stijns neusvleugels wapperen volop, wat zowel een teken is dat hij geniet, als een aardige graadmeter voor de snelheid van de Amuse. Al in de ochtendschemering knopen we dus vast in de haven van Ponta Delgada. Jeetje, wat een stad weer! Er staat zelfs een heuse wolkenkrabber. Nou ja, een verdiepinkje of 20. Bovendien is er veel bedrijvigheid in de haven, waar een aantal grote vrachtschepen hun lading aan het lossen is. Echt weer een grote Europese stad voor ons gevoel.
Op Terceira had ik nog zitten twijfelen of we wel naar São Miguel moesten gaan. Wat ben ik achteraf blij dat we tóch zijn gegaan. Het schijnt dat veel geëmigreerde Azorianen als ze aan de Azoren denken, vooral met weemoed aan São Miguel denken. En zelf vind ik São Miguel stiekem ook wel het mooiste eiland dat we bezocht hebben. São Miguel wordt ook wel het ilha verde genoemd (het groene eiland). Wij vonden de vorige eilanden ook al enorm groen, maar São Miguel kleurt inderdaad groen in de overtreffende trap. Het eiland blijkt verder verrassend veelzijdig te zijn. Niet gek dus dat hier wat meer toeristen vertoeven dan op de andere eilanden. Toch hebben we nergens het gevoel dat het toerisme hoogtij viert.
Ponta Delgada zelf is een geweldige stad om te vertoeven. Je struikelt er over oude koloniale gebouwen die de stille getuigen zijn van de rijkdom die de handel al eeuwen geleden hier bracht. Er zijn gezellige straatjes en volop leuke terrasjes en restaurants. Uit eten is hier echt een feestje. We eten heerlijke tonijn, polvo (octopus), steak en vis. Op de eilanden wordt ook wijn gemaakt. De witte wijn vinden we heerlijk. De rode wijnen kunnen niet tippen aan de wijnen uit de Alentejo op het Portugese vasteland. Gelukkig vinden de Azorianen dat zelf ook, dus er is voldoende Alentejo op voorraad. Eten kun je hier voor prijzen waar we – met het oog op onze terugkomst in Nederland – maar niet al te hard aan moeten wennen. Een lekker bakje koffie is hier € 0,60, en als je er ook nog een pastel de nata bij wil, betaal je € 1,20. We leren trouwens dat je om een cappuccino te krijgen een meia de leite moet bestellen. En dan bedoel ik zo’n bakje sterke espresso met opgeschuimde melk. Bestel je per ongeluk een cappuccino, dan krijg je een zakje oplospoeder van Nescafé, opgelost in warme melk. Dat doe je maar één keer 😉.
Verder is alles in de stad keurig netjes (net zoals we op de andere eilanden al hadden gezien). De straten en stoepen zijn keurig aangeveegd. De straten zijn stuk voor stuk met mooie steentjes in sierlijke patronen bestraat. En overal hangen keurig onderhouden bloembakken vol fleurigheid. Aan de ene kant is dat een verademing, en voelt het echt weer als Europees thuiskomen. Een enkele keer voelt het stiekem ook wel een beetje beklemmend. Mag je hier wel buiten de lijntjes kleuren?
Met een buslijn die keurig op tijd en op vaste routes rijdt, maken we een uitje naar Furnas. Daar is het vulkanische karakter van de eilanden misschien wel het beste te ervaren. Op verschillende plekken in en rond het dorpje bruist het. Letterlijk. Bubbelende modder, sissende stoom. Heftiger dan we al op Terceira hadden gezien, maar alweer een zichtbaar bewijs van wat er zich aan hete en kolkende processen afspeelt in het binnenste van onze aardbol. In de buurt van het kratermeer, even buiten het dorp, is de aarde trouwens zó warm dat er gekookt wordt. In het hete zand worden gaten gegraven waarin grote pannen met cozido, een traditioneel gerecht, worden bereid. De pannen staan hier zo’n zeven uur in de warmte van de aarde te garen. We maken een mooie wandeling om het kratermeer, die eindigt met een stevige klim.
We zijn blij als we na de wandeling neer kunnen strijken bij een restaurant om de cozido te proberen. Het blijkt een echte boerenmaaltijd te zijn: een eenpansgerecht met runderstoofvlees, kip en varkenspootjes, chouriçu, bloedworst, groene kool en aardappelen.
Een dag nadat we in Furnas zijn geweest, wordt er weer een pittig front voorspeld, met 35 tot 40 knopen wind. We liggen dan wel in de haven, maar het is een haven waar flink wat deining binnen komt rollen. De Amuse ligt dus als een dolle aan de lijnen te rukken. Voor de zekerheid leggen we nog wat extra lijnen naar de kant. Stijn zorgt met stukken tuinslang ervoor dat de lijnen niet door schavielen, en plaatst rubberen ‘bumpers’ aan de lijnen, die de ergste klappen opvangen. Voor de zekerheid blijven we maar een dagje aan boord om de boel in de gaten te houden.
Als het front voorbij is getrokken, staat er nog een andere vulkanische erfenis op ons wensenlijstje. Sete Cidades (wat letterlijk ‘zeven steden’ betekent), is een dorpje dat op de bodem van een enorme krater ligt, aan de rand van twee kratermeren: Het Lagoa Azul en het Lagoa Verde (het blauwe en het groene meer). We hebben een wandelroute gevonden die vanaf het Vista do Rei (het uitzichtpunt van de Koning), bovenaan de krater, een heel eind over de rand van de krater voert en uiteindelijk eindigt in Sete Cidades op de bodem van de krater. Onze bus stopt alleen maar in Sete Cidades, maar op Google Maps zien we dat er een paadje rechtstreeks van het dorp naar het uitzichtpunt zou moeten lopen. Dat paadje is er inderdaad. Het blijkt meteen een geweldige kuitenbijter te zijn, want de route voert bijna loodrecht tegen de kraterwand omhoog. Maar het is nu al prachtig! Tegen de tijd dat we bij het officiële startpunt van de route aankomen, hebben we dus al mooie rode tomatenhoofden. De rest van de route is fenomenaal! Vanaf de rand van de krater hebben we geweldige uitzichten de krater in, maar ook de andere kant op, over de zee. Bovendien hebben we enorme mazzel dat de mist en de wolken die deze krater vaak teisteren het vandaag laten afweten. Onze camera maakt overuren.
Tussen de uitjes door genieten we van Ponta Delgada en hebben we nog een paar leuke avonden met Giam en Yen, die twee boten verderop liggen. Van hen leren we onwijs veel over de geschiedenis van Singapore. En we eten wat Singaporese versnaperingen, zoals gefermenteerde eieren en rijstepap met gedroogde vlokken varkensvlees.
Verder ontdekken we een winkelcentrum met goede kleding- en schoenenzaken. In de Carieb waren er vooral Chinese winkels te vinden, met zweterige polyester kleding. Bovendien vonden we het daar ook een beetje zonde om nieuwe kleding aan te trekken, omdat alles binnen de kortste keren gebleekt was door zon en zweet. Hier genieten we dus van de luxe van échte winkels! Ik koop een nieuwe broek en een erg leuk shirt. Stijn gaat helemaal los, met twee korte broeken, wat nieuwe shirts en nieuwe sneakers. En ik ontdek een uitgebreide parfumerie. De laatste restanten van de geurtjes die ik uit Nederland had meegenomen, hebben onder invloed van de warmte op de boot wel hun beste tijd gehad. Dus ik mag een nieuw luchtje, vind ik! Een luxe souvenirtje voor mezelf, van midden op de oceaan. En dat het luchtje dan ook nog ‘Nomade’ heet, is wel heel erg toepasselijk. Wat is het heerlijk om mezelf gewoon weer even heel vrouwelijk te voelen, met mooie nieuwe kleren en een lekker luchtje!
Ach, de glamour is maar betrekkelijk, want we zijn ons ondertussen ook aan het voorbereiden op de laatste lange passage van deze reis, richting het Europese vasteland. Elke ochtend en elke avond halen we de weerkaartjes binnen, maar de weervensters liggen niet voor het oprapen. Na een tijdje lijkt er een kans te ontstaan. Dinsdag 30 juli zou mooi zijn om te vertrekken. Terwijl ik zorg dat de was weer schoon in de kast ligt, maakt Stijn een controlerondje over de boot. De mast, verstaging, vallen, motor en de stuurautomaat krijgen nog wat extra aandacht. Als ik terugkom met de was, heeft Stijn slecht nieuws: er zit een flinke scheur in het roerkwadrant. Precies rond de bevestiging van de stuurautomaat, die we op Curaçao hebben laten verstevigen. Sjips. De scheur zit op een dusdanige plek dat het roerkwadrant zelf het niet zal begeven, maar dat de bevestiging van de stuurautomaat vroeg of wat later stuk gaat, staat wel vast. Stijn vindt gelukkig snel een lasser om het te laten repareren. In anderhalve dag is het kwadrant gedemonteerd, gelast en weer teruggeplaatst en zit de stuurautomaat weer stevig vast. Da’s toch best vlot gegaan, en een dagje later dan gepland kunnen we alsnog vertrekken richting het Europese vasteland.
Mooi hoor. Jammer dat wij niet langer op de Azoren hebben kunnen blijven.
Inderdaad fantastische mooie eilanden met een enorm vriendelijke bevolking en super mooie omgeving. Jullie zullen wel schrikken van alle drukte, geluiden en bedrijvigheid als jullie straks IJmuiden binnenvaren. Wij begrijpen best dat Stijn nog niet zoveel haast heeft om naar huis terug te gaan. Gelukkig nemen jullie een schat aan dierbare herinneringen mee naar huis waarop je lang kan teren.
Heel leuk zo een Amusepedia haha! En krijg spontaan weer heimwee naar die geweldige eilanden. Wij waren ook echt verrast door de pracht en overdonderd door de gastvrijheid.
Dikke kus!
Beautiful.
Leuk om weer zoveel te leren over deze halte van jullie reis en fijn dat alles alweer zo snel gemaakt kon worden! Geniet
9ch2up