Het eerste deel van onze roadtrip stond met name in het teken van de steden Chefchaouen en Fez in het noorden van Marokko. Voor het tweede deel zakken we af naar landelijk gebied in het zuiden. De Dadèsvallei is ons eerste doelwit. We hebben een lange rit voor de boeg vanuit Fez, dus we vertrekken vroeg.
De hectiek van de stad maakt al snel plaats voor uitgestrekte landschappen. Het eerste deel van de rit neemt Stijn voor zijn rekening; dan neem ik het stuur over. Leuk! Voor het eerst in een half jaar ga ik weer autorijden, geweldig! Ik trek op, schakel door, over de heuvel heen en… hé, wat krijgen we nou? Een politieagent even verderop gebaart dat ik moet stoppen. Dat doe ik dus maar keurig. Als ik mijn raampje open draai, is het enige dat de man zegt: “soixante-douze”, terwijl hij wijst op zijn laserpistool waar in het schermpje hetzelfde getal staat. Ongeveer honderd meter terug stond inderdaad een bordje met 60 erop. Ik heb keurig mijn gas losgelaten en zal vast niet lang na het bord 60 km/u hebben gereden. Maar instinctief voel ik aan dat de beste meneer die mij staande heeft gehouden daar lak aan heeft. Net zoals ik aanvoel dat het geen zin heeft om te vragen om bewijs dat het getal op zijn apparaat correspondeert met de snelheid in ónze auto in plaats van met de auto achter ons. En het zal ook geen nut hebben om hem te vragen of hij mij niet stiekem al vóór het bord heeft gelaserd. De politie in Marokko straalt in mijn ogen meer gezag uit dan een gemiddelde Nederlandse politieagent. Hoewel het heel onterecht voelt, fluistert mijn verstand me in dat ik mijn Hollandse neiging om de discussie aan te gaan moet inslikken. Gewoon blijven glimlachen. De hoogte van de boete valt overigens alleszins mee: 150 Dirham (ca. €15.-). Ach, het is zonde om de verder zo prachtige dag hierdoor te laten bederven, dus ik zie het maar als veredelde toeristenbelasting.
Het landschap is prachtig. Wij rijden tussen bergen en door steppeachtig gebied en langzaam verandert het karakter van de dorpen die we tegenkomen. De blauwe en witte huizen van het noorden worden langzaamaan ingewisseld voor huizen in aardekleuren, hoe zuidelijker hoe roder van kleur. Op een heuvel met uitzicht over een uitgestrekt steppegebied stoppen we voor een lunch uit het vuistje, met brood en een pot jam die we onderweg hebben gekocht. Een auto met een Marokkaans gezin stopt ook op de parkeerplaats. Ze komen naar ons toe met handen vol met dadels. En of wij misschien wat brood hebben. Eten is echt iets om te delen hier in Marokko; ook met vreemden. Even wennen, maar vooral erg mooi!
Net voor het donker wordt, rijden we de Dadèsvallei in. Rode lemen dorpjes en groene palmoasen wisselen elkaar af. Alsof het nog niet prachtig genoeg is, zet de avondzon het landschap ook nog eens in een betoverend licht. We stoppen bij een guesthouse in het dorpje Aït Ben Ali. Het guesthouse wordt gerund door 3 broers en 2 neven, die ons warm welkom heten met een Berber Whiskey (mierzoete muntthee). We eten er heerlijk (alweer tajines) en na het eten maakt de hele familie samen traditionele muziek op djembés.
De dag erop spelen één van de broers en één van de neven voor gids en nemen ons mee voor een flinke wandeltocht door de bergen. Geweldig! We stoppen voor een lunch bij een Berberfamilie die hier nog op traditionele wijze leeft. Nomaden kun je ze strikt genomen niet meer noemen, want de uitgehakte hut in de rotsen bewonen ze inmiddels al een paar jaar. Met zes kinderen, een ezel, een paar geiten en wat kippen leven ze in de middle of nowhere. Ze hebben geen elektriciteit. Water halen ze uit een beekje een paar honderd meter verderop. De man is zichtbaar blij dat we er zijn. Hij vertelt – vertaald door onze gids – dat het leven hier zwaar is, maar dat ze tegelijkertijd de vrijheid zo hoog in het vaandel hebben staan, dat ze deze manier van leven ook koesteren. Zijn gezicht spreekt boekdelen: getekend door het leven, maar ook met een smile van oor tot oor. Als we afscheid willen nemen, vraagt zijn vrouw – die wat schuchter op de achtergrond blijft – iets aan de gids. Of we toevallig medicijnen bij ons hebben, daar zou ze heel blij mee zijn. We vinden nog wat paracetamol in de rugzak, en laten het – met wat instructies voor gebruik – bij haar achter.
Op de terugweg praat ik met één van de twee gidsen over het leven daar. Hij vertelt dat er nog redelijk veel Berbers als nomaden leven, rondtrekkend met ezels of kamelen. Ik vertel hem dat wij op dit moment ook nomaden zijn. Dat we eigenlijk ook een soort van kameel hebben, maar dan in de vorm van een boot: zij brengt ons hele hebben en houwen van de ene plaats naar de andere plaats op aarde. Hij vindt het prachtig en wil op mijn telefoon een foto van de boot zien. Ogen op schoteltjes.
Tegen de tijd dat we terug zijn, hebben we zo’n 15 km door de bergen gewandeld. We zijn moe, maar voldaan door de indrukken. Een douche en een Berber Whiskey doen wonderen. Eén van de broers (die niet voor gids speelde vanmiddag) komt naar me toe. Het verhaal over onze boot heeft blijkbaar indruk gemaakt. Als ik hem ook een foto van de boot laat zien, zie ik hem puzzelen. Het blijft even stil en dan vraagt hij: “Is the camel living inside?”
Die avond hebben we nog een bijzondere ontmoeting met de vader van de jongens die het guest houst runnen. Een rustige man, die leraar aardrijkskunde en geschiedenis is geweest. Hij vertelt ons met passie over de geschiedenis van de Berbers, die de oorspronkelijke bewoners van het land zijn. Een van oorsprong nomadisch levend volk, met haar eigen taal. Een taal die totaal geen verwantschap heeft met de Arabische taal, en eerder wat weg heeft van het Griekse schrift. Vroeger hadden de Berbers hun eigen geloof. Zij aanbaden hun eigen traditionele goden. 75% van de inwoners van Marokko heeft een Berber-achtergrond. Ondanks een aantal eeuwen Arabische overheersing, zo vertelt de Berber-leraar, zijn nog steeds veel van de traditionele normen en waarden te vinden bij de Berbers. Het lijkt of hij zijn woorden heel zorgvuldig kiest, als hij vertelt dat het moslim-geloof niet diep verankerd is onder de Berbers. Dat vooral jonge Berbers loskomen van de islam en hun eigen keuzes maken. “Vrijheid is niet voor niets onze belangrijkste waarde”, vervolgt hij. Dat hadden we eerder vandaag natuurlijk ook al gehoord bij de Berber-familie die we bezochten. Hoewel er de laatste jaren meer erkenning komt voor Berbers – zo is sinds een aantal jaren het Berbers geaccepteerd als officiële taal – voelen de Berbers zich nog steeds onderdrukt. Zo laat het nomadische bestaan zich slechts moeilijk combineren met de landsgrenzen die door kolonisatie zijn ingesteld. Het is bijvoorbeeld verboden om de grens tussen Marokko en Algerije over te steken. Bovendien wordt het land bestuurd door een Arabische elite, die maar weinig oog heeft voor de positie van de Berbers. Indrukwekkend om op deze manier steeds meer kleurschakeringen toe te voegen aan mijn beeld over Marokko.
Naast vrijheid blijkt ook saamhorigheid een belangrijke waarde van de Berbers te zijn. Die laatste waarde wordt ernstig bedreigd volgens onze Berberleraar. Waar zorg voor elkaar traditioneel hoog in het vaandel stond in de Berbergemeenschap, maakt de individualisering dat de zorg voor minder bedeelden nu soms in het gedrang komt. Ik kan me voorstellen dat dat extra hard aankomt in een land waarin mensen niet terug kunnen vallen op een stelsel voor sociale zekerheid. Als ik vertel dat we in Nederland een stelsel voor sociale zekerheid hebben en dat dat in mijn ogen de individualisering nog verder in de hand werkt, kijkt onze leraar ons verbaasd aan. In zijn ogen zie ik een soort van kameel in een boot. Mij raakt het vooral om te horen dat deze Berber-man hier in de Hoge Atlas wakker ligt van het thema dat mij in Nederland ook na aan het hart ligt.
De volgende ochtend blijkt bij het ontbijt dat Monique ’s nachts ziek is geworden. John voelt zich ook niet helemaal jofel. We besluiten het even aan te kijken en voorlopig te blijven. Stijn en ik rijden ’s ochtends naar de Todra-kloof, een stukje verderop. Een prachtige route. Als ik op de terugweg in een stadje wat inkopen doe (koekjes, water, cola, crackers en mariekoekjes), tref ik Stijn daarna zwetend en rillend aan in de auto. Gelukkig zijn we dichtbij het hotel. Stijn duikt met koorts zijn bed in. Zelf heb ik ook een rommelbuik, maar voel me niet ziek. Het eten slaan we alle vier maar even over. Blijkbaar hebben we ergens een voedselvergiftiging opgelopen, want de nacht wordt er een waarin we de wc wel erg vaak van dichtbij zien.
In de andere kamer is het ’s nachts al niet beter geweest. Eigenlijk zouden we het liefst nog een nachtje in het guesthouse willen blijven om uit te zieken (en vooral een toilet in de buurt te hebben), maar het guesthouse zit volgeboekt voor de komende nacht. Ze willen ons graag helpen aan een slaapplek in de buurt, maar we willen toch kijken of we al een paar uurtjes dichter naar Rabat kunnen rijden. Ik voel me als enige fit genoeg om te rijden en de andere drie willen in ruil daarvoor de billen wel even bij elkaar knijpen. Zo snel als ik kan – zonder te solliciteren naar een tweede prentje – rijd ik naar Aït Ben Haddou, een prachtig oud stadje dat door UNESCO op de werelderfgoedlijst is geplaatst. De omgeving van het stadje is zó mooi dat het vaak door regisseurs als filmdecor wordt gebruikt. Bekende films als Babel, Lawrence of Arabia, Jesus of Nazareth, Jewel of the Nile en Gladiator zijn hier opgenomen. Van Aït Ben Haddou zien we helaas maar weinig, want we zijn te slap om onze hotelkamer uit te komen.
De rest van de trip is letterlijk een road trip. We rijden steeds stukken van een paar uur richting Rabat en zoeken onderweg fijne overnachtingsplekken (met goede sanitaire voorzieningen). Jammer genoeg moeten we een aantal dingen overslaan die op ons lijstje stonden. Zo hadden we graag een tocht door de woestijn gemaakt op een kameel. En ook Marrakesh en een bezoek aan de moskee in Casablanca stonden hoog op ons lijstje. We besluiten dat we ooit nog eens wat langer terugkomen naar Marokko. Op deze manier blijft er nog wat te wensen over! We genieten overigens nog wel volop van de route die we afleggen. Vooral de tocht van Aït Ben Haddou naar Marrakesh is prachtig! Een kronkelend, soms nauwelijks verharde weg leidt ons over de toppen van het Hoge Atlasgebergte heen.
Eenmaal terug in Rabat profiteren we nog even van de auto om flinke inkopen te doen in een supermarkt een stukje verderop. Ons eigen drijvende huisje doet ons goed; binnen een paar dagen zijn we gelukkig weer opgeknapt. Zouden we gewoon ‘landziek’ zijn geweest na al die maanden op het water?
Inmiddels zijn we ons tussen de bedrijven door alweer aan het voorbereiden op ons vertrek uit Marokko. We twijfelen nog of we vanuit Rabat nog wat meer tripjes per trein gaan maken. Marokko voelt nog een beetje onaf, na het afgeraffelde tweede deel van onze roadtrip. Tegelijkertijd hebben we ook zin om de oversteek naar de Canarische Eilanden te maken. We besluiten het van het weer af te laten hangen: als we een goed window zien om over te steken, dan gaan we ervoor. Als het weer ons nog een tijdje in Marokko houdt, dan geeft ons dat de gelegenheid om per trein Marrakesh en Casablanca te bezoeken. Allebei de opties zijn prima. In het weekend lijkt er een goed weervenster te ontstaan. We besluiten de rest van Marokko dus op onze wensenlijst te laten staan. We moeten wel echt even aan de bak om vóór zondag alle voorbereidingen voor de oversteek klaar te hebben.
Met name de was is een flink karwei. We kwamen al uit Portugal aan met wat was, en met de was die we mee terugnamen van de roadtrip, ligt er ineens een hele bult. Ik was er vanuit gegaan dat we in Marokko prima en goedkoop onze was konden doen, maar dat blijkt vies tegen te vallen. De haven heeft geen wasmachine, maar we kunnen onze was wel laten doen, voor 25 Dirham (ca. € 2,5) per kg. Ook in de medina vinden we alleen wasserettes die dezelfde prijzen hanteren. Ben toch benieuwd hoe de Marokkanen dit zelf doen. Ik vermoed dat een deel van hen thuis gewoon een wasmachine heeft staan. Maar een deel van de lokale bevolking hebben we toch echt nog hun was op de hand zien doen bij centrale waterpunten. Mijn schatting is dat ik inmiddels wel zo’n 20 kg was heb (thuis zou dat 3 volle machines zijn). De dagen erop staan we dus in porties de hele was op de hand weg te werken. De € 50,- die we daarmee besparen, steken we liever in een keertje lekker uit eten.
Stijn verhelpt tussen de bedrijven door nog een euvel aan de waterpomp, die ineens weigert om water uit onze tanks op te pompen. We zorgen ervoor dat de dieseltank en onze jerrycan met benzine (voor de buitenboordmotor van onze rubberboot) weer gevuld zijn. We doen heel veel boodschappen om voldoende voorraad aan boord te hebben om de oversteek te maken en het aan de overkant ook nog een paar dagen uit te kunnen zingen zonder (super)markt. We maken de laatste Dirhams op en geven het dek een wasbeurt. Ondertussen hebben we regelmatig overleg (de ene keer met koffie, de andere keer met een wijntje) met een aantal andere boten aan de steiger over een goed weervenster. De voorspelling voor zondag blijft prima. Niet te veel wind (misschien zelfs wat te weinig) en weinig deining. De zondag gaan we dus beginnen aan onze langste oversteek tot nu toe!
Nozem!! 12 km te hard!
Ik had er maar 11 … jij boefje! Wel hetzelfde tarief en papier, dus ik geloof niet dat het in de zakken van Oom Agent zelf verdwijnt…
Wat een bijzondere ontmoeting hebben jullie gehad! Dat haal je nooit uit de Lonely Planet…
Verder zie ik maar één oplossing om het ‘afgeraffelde deel’ in te halen: ooit spreken wij met zijn vieren af onder de Koutoubia toren in Marrakech …. deal ?
Dat lijkt me nou een superoplossing! Doen we! We moeten sowieso nog een hapje eten op het plein daar!
Prachtig reisverslag en wat maken jullie veel mee.
Er komen allerlei beelden terug van de reis die wij een aantal jaren geleden gemaakt hebben door Marokko.
Het is een prachtig land.
Toon Gerrits