Ooglapje

Drie weken geleden alweer. We hebben er een nachtje doorvaren opzitten vanuit Tobago. Hoewel de volle maan ons de hele nacht als een helder nachtlampje gezelschap hield, was de tocht woelig. Veel golven, uit een richting haaks op de wind en op de boot. Onrustig. We zijn blij als we bij het ochtendgloren Prickly Bay invaren. De zon – die net boven de heuvels uit piept – beschijnt de… wát? HONDERDEN zeilboten die hier in de baai dobberen en op de kant staan. Wat is dít? Na Gambia, Frans Guyana, Suriname en Tobago – waar we hooguit 2 handjes zeilboten tegelijkertijd hebben gezien – zijn we aanbeland in een enorme trekpleister voor zeilboten. Ze móeten hier wel dingen gratis uitdelen; zoveel boten als erop af komen!

 

We zijn hier niet alleen!

 

Nou ja, we weten wel waar de meesten van hen voor komen. In het Caribisch gebied trekken van juni tot en met november af en toe orkanen over. Zelfs zonder de beelden uit Sint Maarten vorig jaar op het netvlies te hebben, hoeven wij daar niet zo nodig in terecht te komen. En met ons denken héél veel andere zeilboten er zo over. Vóór het orkaanseizoen begint, trekken heel veel zeilboten dan ook het risicogebied uit. Je kunt een flink eind naar het noorden varen, naar de Amerikaanse kust. Of je trekt naar het zuiden, waar Grenada op de grens ligt van waar het behoorlijk veilig wordt beschouwd. Veel van de boten in Grenada liggen dan ook te ‘overwinteren’, wat eigenlijk niet echt een correcte term is voor het afwachten van het orkaanseizoen.

 

Sommigen laten hun boot hier achter en vliegen naar huis. Anderen hoppen hier een beetje van eiland naar eiland en gebruiken hun tijd om maar eens wat klusjes af te werken. We zijn er inmiddels achter dat het euvel van de to-do-lijst-die-haast-harder-groeit-dan-dat-je-kunt-afvinken, niet slechts een probleem is op de Amuse, maar inherent is aan het cruisersleven. En daar wordt hier op Grenada (en ook op andere ‘overwinter’-eilanden zoals Curaçao en Trinidad) commercieel handig op ingespeeld. Alles wat je wilt (laten) doen aan je boot, kun je hier geregeld krijgen. Er zijn lassers, houtwerkers, mannetjes die handig zijn met polyester, motorspecialisten, zeilmakers. Verder zijn er twee goed gesorteerde en grote watersportwinkels, waar je werkelijk alles kunt krijgen. You name it, they’ve got it.

 

Maar goed, ik dwaal af. We varen dus Prickly Bay in en ik schrik van Al Die Boten! Natuurlijk, ik wist dat dit eiland een populaire overwinterplaats is. Maar ik denk dat ik dat een beetje had weggestopt. Het helpt ook niet dat we amper geslapen hebben. We maken het onszelf makkelijk en pikken een mooringboei op. Eerst maar even een ontbijt. We zitten een beetje onwezenlijk om ons heen te staren, maar veel tijd om na te denken hebben we niet, want we moeten gaan inklaren. De bijboot in het water en naar de kant dus. Ditmaal hoeven we niet met een bus of een taxi naar een andere stad; inklaren kan gewoon hier in de haven. En ‘customs’ en ‘immigrations’ – twee loketten die vaak op aparte locaties zijn gehuisvest – worden hier zelfs in hetzelfde kantoor vertegenwoordigd. Da’s makkelijk! Makkelijker betekent hier trouwens – net als bij de Nederlandse Belastingdienst – ook niet persé leuker. Nee, de Meneer op het kantoortje is stikchagrijnig. Hij duwt ons een formulier in handen en snauwt ons toe dat we dat in moeten vullen. Als Stijn braaf begint te schrijven, zeg ik tegen de Meneer dat we ons huiswerk ook al in een online systeem hebben gedaan. “Too late, you already started the form.” En zo moeten we dus nog eens alles handmatig invullen. Dat ik twee dagen eerder anderhalf uur ben bezig geweest om het slecht werkende programma van ze op internet in te vullen, laat ik maar achterwege. Ik denk dat die toevoeging de samenwerking tussen ons en de Meneer niet gaat bespoedigen. Als de Meneer me ook nog toebijt dat ik wel even eerder had kunnen zeggen dat we onze gegevens online ingevuld hadden, moet ik op mijn tong bijten om hem niet onder zijn neus te wrijven dat hij het ook gewoon aan ons had kunnen vrágen.

 

Inklaren kost hier trouwens geld, en omdat wij pas net gearriveerd zijn, hebben we nog geen East Caribbean Dollars (XCD’s) kunnen tappen. De Meneer stuurt ons dus uit pinnen, terwijl hij zolang onze paspoorten als borg houdt. Maar ons uitleggen waar een pinautomaat te vinden is, ho maar. Het kost hem zelfs te veel moeite om op de kaart – die twee stappen van hem vandaan aan de muur hangt – aan te wijzen waar we moeten zijn. Gelukkig weet Google raad! We hebben natuurlijk nog geen internet, maar hebben in Tobago al de Google Maps kaart van Grenada gedownload, zodat we die offline kunnen gebruiken. De pinautomaat zit op een half uurtje lopen. Hebbes: verse flappen. Als we toch ‘en route’ zijn, gaan we meteen maar even op zoek naar een lokaal sim-kaartje. Nog een half uurtje verderop. Moe en bezweet komen we rond lunchtijd weer terug in de haven. Maar wél met verse XCD-flapjes en data op onze telefoon. We schieten snel het kantoortje binnen om onze schuld bij de Meneer te voldoen. Dat hij geen wisselgeld heeft (en uiteraard geen enkele moeite wil doen om dat alsnog te regelen), leggen we maar naast ons neer. We zijn er klaar mee.

 

We ploffen neer op het terras van de haven. Daar doen we een eenvoudige lunch, waar we een dikke Nederlandse prijs voor betalen. Meteen een aanslag op onze verse XCD-flapjes. Da’s schrikken, want sinds Spanje hebben we overal goedkoop gegeten. Om ons heen klinkt veel Amerikaans. Niet gek natuurlijk. Waar de Canarische Eilanden en Mallorca populaire vakantiebestemmingen zijn voor Europeanen, zo zijn de Cariben de favoriete hang-out voor Amerikanen. Wat is het hier toeristisch zeg. We hebben een beetje heimwee naar al die plekken waar we ons de afgelopen maanden nog ontdekkingsreizigers waanden. Bah, wat een negatief begin van deze blog. Je leest het al… onze eerste kennismaking met Grenada is niet al te best. Tegelijkertijd zijn we moe en plakkerig, dus helemaal eerlijk is ons oordeel vast niet.

 

Gelukkig heeft de volgende dag – als we uitgeslapen en fris op pad gaan richting St. George – een herkansing voor ons in petto. In St. George zit één van de twee watersportwinkels op het eiland: Island Water World. We willen graag even kijken welke spulletjes van ons verlanglijstje we weer aan kunnen vullen. De marges bij Island Water World staan het blijkbaar toe om een paar keer per week een gratis taxibusje in te zetten om mensen vanuit de diverse havens op het eiland naar de winkel te brengen. En zo komt het dat we in alle vroegte een uur durende tocht maken in het busje van taxichauffeur Shademan. We kronkelen langs mooie baaien en kleine dorpjes en over prachtige bergweggetjes. Als Shademan hoort dat we nieuw zijn hier op het eiland, speelt hij en passant voor gids. Overal kleurige bloemen, geiten die rustig over de weg sjokken, en gemoedelijke locals. Wát een andere indruk dan we gisteren hadden! Alsof we gisteren een piratenlapje op hadden en slechts een deel van Grenada zagen. We hebben het lapje nu gewoon op het andere oog gezet en zien een prachtig Grenada.

 

Na een uurtje genieten, bereiken we St. George. Wat een mooi havenstadje is dit zeg. Er hangt een ontzettend Caribische sfeer, met palmbomen en gekleurde huisjes die vanaf de waterkant over de steile helling zijn gedrapeerd. En tegelijkertijd is het niet moeilijk om het koloniale verleden te proeven. Grote bakstenen pakhuizen en statige pandjes. Bakstenen werden hier vroeger in overvloed gelost, nadat zij als ballast hadden gediend in arriverende handelsschepen, die vervolgens volgeladen met koffie, cacao en suiker weer de haven verlieten. Oh, en natuurlijk met veel specerijen. Grenada wordt het ‘spice island’ genoemd, want er worden hier veel nootmuskaat, kaneel, gember en kruidnagel verbouwd. Vooral op de nootmuskaat is Grenada trots. Die heeft zelfs een plekje op de nationale vlag. Nog steeds komt 20% van alle nootmuskaat op de wereld uit Grenada. We maken een flinke wandeling door de stad (veel hoogteverschil!) en komen aan de andere kant van de haven in het oude gedeelte. We wandelen naar het oude fort en vervolgens naar de markt. Midden op de markt is een pleintje, te midden van alle stalletjes, waar wat eetkraampjes staan. Er zitten alléén maar locals en we schuiven aan bij een tafeltje. We genieten er niet alleen van een heerlijke (en ook nog eens goedkope) roti, maar ook van het besef dat er toch ook echt een niet-toeristisch Grenada bestaat. In een volgepakt taxibusje – met Caribische muziek op luid volume en met veel galm – laten we ons terugbrengen naar Prickly Bay. Weet je wat? We laten dat ooglapje gewoon aan de andere kant zitten 😉

 

Overal bloemen!

 

Koloniale pakhuizen naast kleine Caribische huisjes

 

Mijmeren over hoe handelsschepen hier eeuwen geleden al de baai binnen kwamen varen

 

Links in de vlag van Grenada het symbool voor nootmuskaat, als verwijzing naar de specerijen die hier al eeuwen worden verbouwd

 

De eerste weken op Grenada staan vooral in het teken van klussen. Net als veel van de andere zeilboten hier, zijn ook wij gearriveerd met een klussenlijst die we hier aan willen pakken. We gaan aan de slag! Lakken, kitten, optimaliseren, … Ondertussen zorgen we trouwens ook voor het nodige vertier. Als we in de bar naar Frankrijk-Kroatië hebben gekeken, gaan we lekker een hapje eten bij Aziz. We hebben een vrije middag vinden we, dus we genieten van de heerlijke rumpunch die Aziz maakt. Gegarneerd met lekker veel nootmuskaat. Jummie! Wat we niet wisten, is dat nootmuskaat een hallucinerend middel is. Tot ik ’s nachts wakker word… hartkloppingen, zweten, licht in mijn hoofd, misselijk. Als ik google op ‘nootmuskaat’, blijkt dat een te veel aan nootmuskaat exact deze bijwerkingen op kan leveren. Als Stijn ‘s morgens met dezelfde verschijnselen wakker wordt, bedenken we dat we de nootmuskaat voorlopig maar even laten voor wat ‘ie is. Tegen de avond kunnen we er gelukkig weer om lachen.

 

Hij heeft er nog lol in ook!

 

De rand van het aanrecht opnieuw in de lak gezet en het aanrecht van een nieuwe kitrand voorzien

 

België – Brazilië in de bar van de haven

 

Tijdens het klussen houden we het weer trouwens nauwgezet in de gaten. Grenada wordt bijna nooit getroffen door een orkaan. Bijna nooit. Behalve dan in 2004, toen het grootste deel van het eiland is weggevaagd. De website van het Amerikaanse National Hurricane Center houdt ontwikkelende orkanen nauwlettend in de gaten. Als orkaan Beryl op de Carieb afkomt, kijken we om de paar uur om te zien of we ons uit de voeten moeten maken. Gelukkig passeert ze een paar honderd mijl noordelijker en hebben we er geen last van.

 

Het rode kruisje op de kaart is Beryl, de rode vlek de richting waar ze zich op beweegt, het blauwe stipje is Grenada.

 

Een leuke verrassing is als de Full Circle ineens voorbij komt varen in de baai. We hebben ze leren kennen in Suriname en nu varen ze met opstappers Hans en Corrie rond Grenada. Dat wisten we niet. Met Paul, Monique, Hans en Corrie gaan we een hapje eten in de bar van de haven. Als toetje krijgen we een optreden van een steel band, en daarna wordt het podium betreden door een lokale reggaeband. Ze spelen allerlei popnummers in een reggae-jasje. Leuk! We dansen er op los! Het valt ons op dat er vooral ‘westerse’ mensen op de dansvloer staan. Pas later op de avond begrijpen we waarom. Ze hebben gewacht op de Caribische muziek! En nu de band daarop inzet, gaan ook de voetjes van de locals van de vloer!

 

Tussen al het vertier klussen we gewoon door. Eén van de belangrijkste klussen die ons hier te doen staan, is het opnieuw antifoulen van de buik van de Amuse. En daarvoor moeten we op het droge. We maken een afspraak om een paar dagen on the hard te gaan en weten een aantal andere klussen gelijktijdig te regelen. Terwijl wij ons – onder de hete tropische zon – moe maken op wat nieuwe laagjes antifouling, neemt timmerman Kerry wat reparaties in ons teakdek voor zijn rekening en maakt lasser Nick een nieuw onderdeeltje voor onze ankerlier. En hoewel we trots zijn dat onze eigenhandige noodreparaties van de scheurtjes in ons zeil de Atlantische oversteek keurig hebben overleefd, laten we het zeil toch maar professioneel herstellen en verstevigingen tegen verdere slijtage innaaien bij de plaatselijke zeilmaker hier. Het gaat gelukkig allemaal best voorspoedig. Ook onze gemoedstoestand is totaal anders dan toen we aan het klussen waren op Las Palmas en daar zijn we wel trots op! Waar zo’n reis al niet goed voor is. Een dikke week later plonzen we gelukkig weer het water in. Toch fijn dat we niet meer met een laddertje de boot op hoeven klimmen. En de muggen die op de kant in grote getalen aan ons knabbelden, missen we al helemaal niet.

 

Toch altijd even slikken, zo’n zeilboot op het droge. Een boot hoort te drijven.

 

Op de kant, waar het minder waait, loopt de temperatuur overdag lekker op in de Amuse

 

Timmerman Kerry, die ons teak weer heeft gerepareerd

 

Wat hebben we veel af kunnen vinken! Voorlopig hoeven we van onszelf even niet meer te klussen. Alle tijd dus om het eiland te gaan verkennen, want daar is het nog niet echt van gekomen. En nu we ons ooglapje aan de goede kant op hebben gedaan, zien we dat er héél veel prachtigs te ontdekken valt. Dat gaan we dus doen! Volgende keer meer over onze avonturen in Grenada… Arrr Arrr!

3 gedachten over “Ooglapje”

  1. Margriet Gulickx

    Blijf dus maar geloven in het ooglapje, maar wel op het goeie oog!!! Weer genoten van jullie prachtige blog. Kijk weer uit naar de volgende. Geniet er saampjes lekker van. Dikke kus uit Brabant!!

  2. Knap hoor, je eigen roze of donkere zonnebril herkennen en op /afzetten!

    Klaartje was nog benieuwd hoe jij yvet er tegenwoordig ‘als cruiser’ uitziet, lekker bruin, net als stijn? Kortom, foto verzoekjes!

    Daarnaast, in mijn lees drift, hier aan de Dordogne, ben ik terug gesurft in jullie blogs naar juli 2015, mooi om jullie ontwikkeling te zien naar de ervaren en gemazelde bikkels die jullie nu zijn!

    Geniet en be safe, x

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *