Slingeren

“Welcome to The Gambia!” Zijn witte tanden stralen als hij een lach van oor tot oor geeft. Het vissertje in de piroque (een uitgeholde boom die als kano dienstdoet) is zo afgeleid door ons, dat hij zelfs vergeet om het water te hozen dat gestaag door wat spleten zijn boot in sijpelt. Terwijl we landinwaarts slingeren over de Gambia-rivier, zijn de talloze piroques en een enkele ferry de enige vaartuigen die we zien. Meestal zitten er twee personen op: ééntje om te roeien en ééntje om afwisselend de visnetten uit te zetten en te hozen. Het welkom hier in The Gambia is elke keer net zo warm.

De Gambia-rivier laat het toe om zo’n 300 kilometer landinwaarts te varen, begrensd door een laaghangende elektriciteitskabel over het water bij Georgetown. We laten de superrelaxte ankerplek bij Lamin Lodge even achter ons en vertrekken voor een tocht landinwaarts, met onze eigen boot de rivier op. Op de hele rivier is het getij goed te merken. Dat betekent dat de stroming afwisselend een uurtje of 7 stroomopwaarts staat, en daarna een uurtje of 5 stroomafwaarts. Daar willen we graag gebruik van maken, dus we besluiten zo snel mogelijk naar Georgetown te varen en van daaruit in kleine stukjes terug.

 

Onze riviertrip vanaf Lamin Lodge tot aan Georgetown en terug

 

Ik heb m’n ferry volgeladen….

 

De eerste dagen varen we nog op zout water. Er zwemmen talloze rivierdolfijnen met ons mee. Ze zijn een slagje groter dan de dolfijnen die we op de oceaan vaak zagen, en zwemmen heel traag, alsof ze zichzelf geconformeerd hebben aan het trage tempo van de Gambianen. Ze zijn wel net zo nieuwsgierig als hun broertjes en zusjes op de oceaan. Hoewel we af en toe een piroque zien, wanen we ons al snel alleen op de wereld. De rivier is hier nog erg breed. De rivier, de oevers en de lucht lijken wel in pasteltinten geschilderd. Dat klinkt heel romantisch, maar in werkelijkheid komt dit door de dikke laag stof die in de atmosfeer hangt en die onze neus en keel doet kriebelen.

 

Het blijven bijzondere beesten…. daar krijgen we nooit genoeg van!

 

Ongeveer halverwege de rivier passeren we de in aanbouw zijnde brug tussen Farafenni en Soma. Ter hoogte van deze steden wordt de belangrijkste snelweg door het land nu nog onderbroken door de Gambia rivier. Nu zet een ferry het verkeer het water over. De brug zal in de toekomst het oversteken van de rivier stukken eenvoudiger maken. Er schijnt al jaren geleden met de bouw van deze brug begonnen te zijn, maar waar Nederlanders klagen over het aanleggen van een vliegveld of een windmolenpark, protesteert de lokale bevolking hier tegen de aanleg van de brug. Niets menselijks is de Gambianen vreemd 😉 en het protest heeft ertoe geleid dat de bouw van de brug jaren stil heeft gelegen. Inmiddels is er weer volop bouwactiviteit te zien als we het project passeren. Wíj zijn in elk geval blij dat we dit punt nu nog kunnen passeren. Vooral het tweede stuk van de rivier (ná de brug), vinden wij práchtig! Zodra de brug klaar is, zal het niet meer mogelijk zijn om op eigen kiel dat deel te verkennen. Wij kunnen later nog zeggen dat we er met onze eigen boot gevaren hebben.

 

Brug in aanbouw

 

Niet lang na de brug wordt het water van de rivier steeds zoeter en zien we de begroeiing langs de oevers veranderen. De eerste dagen zagen we eigenlijk alleen maar ondoordringbare mangrove aan weerszijden van de rivier. Mangrove is een tropisch struikgewas, dat als één van de weinige planten weet te overleven met haar wortels in zout water. De oevers verder landinwaarts lijken meer op Afrikaanse jungle, vermengd met riet en ontelbare palmbomen. Af en toe staat er aan de oever een dorp, meestal niet meer dan een verzameling hutjes. Verder zien we een paar groundnut-verwerkingsfabrieken (pinda’s) en rijstmolens en een paar kleine stadjes waar het koloniale verleden nog terug te vinden is in afbrokkelende oude pakhuizen.

 

Afrikaanse jungle

 

Dorpje langs de oever

 

Gambia heeft een kleurrijke geschiedenis. In de zeventiende eeuw vormde de West-Afrikaanse kust een strategische plek in de transatlantische handelsroutes. Slaven werden vanuit Afrika naar Amerika verhandeld, grondstoffen (zoals goud) gingen naar Europa, en andere goederen werden weer vanuit Europa naar Afrika verscheept om slaven te kunnen kopen. Lange tijd viel West-Afrika onder Portugees bewind, maar later kwam er geduchte concurrentie van de Fransen, de Engelsen en de Nederlanders. Aan het begin van de 19de eeuw kwam Gambia in Britse handen. Tegen het eind van die eeuw werd er door de Europese grootmachten een grote landje-pik-vergadering gehouden (de Berlijnse Conferentie van 1884-1885), om de Afrikaanse koloniën te verdelen. Engeland wilde stiekem eigenlijk wel van Gambia af: de slavenhandel was afgeschaft, en het land bracht maar weinig op. Maar hoe het ook inpraatte op de andere landen: niemand bleek te willen ruilen. Uiteindelijk bleef Engeland dus ‘zitten’ met Gambia. Engeland hield zich meer bezig met haar andere koloniën en liet het land maar een beetje op zijn beloop. Halverwege de vorige eeuw heeft het nog wel een poging gedaan om de groundnut-plantages te verbeteren en daarmee de welvaart te verhogen, maar die bleef achter bij de andere West-Afrikaanse landen. Terwijl andere landen in West-Afrika langzaam onafhankelijk werden, duurde dat voor Gambia nog tot 1965. Hoewel er toen officieel een democratie werd ingesteld, bleef het politiek rommelen. Corruptie, smokkel, aanhoudende ruzie tussen twee groepen van de bevolking (de Mandinka’s en de Wolofs), coups en een angstcultuur overheersten enkele decennia. Wij merken dat Gambianen nog steeds erg graag over politiek praten. Omdat de meeste mensen redelijk goed Engels spreken, is het makkelijk om contact te maken. Van veel mensen horen we dat het land eigenlijk pas sinds de verkiezing van de nieuwe president vorig jaar politieke rust heeft gevonden. Ze zijn duidelijk fan van de nieuwe president die meer vooruitgang wil, een echte democratie nastreeft en die korte metten maakt met de angstcultuur. Velen vertellen ons dat ze zich sinds vorig jaar weer veilig voelen in hun eigen land.

 

Oud Brits fort op James Island

 

We zijn ons nogal bewust van het koloniale verleden en het feit dat wij hier als toebabs (‘witten’) opnieuw met duidelijk meer welvaart dan zijzelf het land komen bezoeken. Regelmatig worden we aangesproken met ‘boss’ en ‘boss lady’, wat de Gambianen waarschijnlijk grappig of respectvol bedoelen, maar waar ik toch een licht schaamtegevoel van krijg. Zoals de Gambia-rivier slingert door het landschap, zo slingeren wij tussen bewondering en schuldgevoel naar de Gambianen. Dat laatste omdat – waar je ook komt – de armoede ervan af straalt. De kinderen hebben werkelijk niets en spelen met afval dat tussen het stof op straat ligt. Een leraar schijnt hier slechts 5000 Dalasi per maand te verdienen (nog geen 100 euro). Je wil ze allemaal wel redden, maar beseft je dat dat niet kan. Bovendien is dit een gedachte die zich misschien meer in ónze hoofden afspeelt dan in die van hen. De mensen zelf zijn bijna zonder uitzondering vrolijk en trots. Ze schudden ons de hand en laten ze ons zien waar ze wonen, welke vis ze gevangen hebben en waar ze naar school gaan. Een bewonderenswaardig en tegelijkertijd ontroerend optimisme. Bij een enkeling voelt het als door armoede aangewakkerd opportunisme, maar voor het overgrote deel voelt de belangstelling oprecht en warm. Af en toe moet ik even slikken, als ik eraan denk hoe wij zelf met buitenlanders omgaan in Nederland.

 

Mooie mensen!

 

Hoe verder we de rivier opvaren, hoe meer dieren het steeds zoeter wordende water aantrekt. Zo zien we ontzettend veel vogels: pelikanen, arenden, felblauwe vogels, witte reigers, kleine rode vogeltjes, papegaaien… We zijn geen vogelaars, en de namen van de meeste beestjes weten we niet; toch zitten we uren door de verrekijker in de bosjes te turen.

 

“Wat zit je nou te gluren joh!”

 

Pelikaan

 

Naast vogels zien we apen en nijlpaarden. Die laatste zijn wel echt heel indrukwekkend. Vooral als ze ’s nachts in het pikkedonker vlak bij de boot een hels kabaal komen maken en langs de ankerketting schuren. We denken dat Ad en Marian, de vorige eigenaren van onze boot, zich niet hadden voorgesteld dat ‘hun’ boot nog eens als krabpaal door nijlpaarden zou worden gebruikt. Wij trouwens ook niet. Een bijkomend nadeel van het zoete water is wel dat het ook heel veel kleine beestjes aantrekt die van ons best weg hadden mogen blijven: muggen, tseetsee vliegen en no-see-ums, zoals ze hier worden genoemd: kleine vliegjes – kleiner nog dan fruitvliegjes – die prima door de mazen van onze muggenhorren passen en waarvan de beten kleine, maar verschrikkelijk jeukende bultjes opleveren. Elke avond van top tot teen in de DEET dan maar.

We zijn blij dat we goed hebben ingeslagen op de Canarische Eilanden en nog veel verse groente en fruit in Serrekunda (bij Banjul) hebben kunnen kopen, want langs de rivier is vrijwel niets te koop. Er wordt wel volop rijst verbouwd, en er staan talloze mango-, cassave- en papayabomen. Maar het is het seizoen niet en het enige dat in een enkel stalletje wordt aangeboden, is wat verschrompelde aubergine en wat verdroogde tomaat. Die slaan we maar over. We bakken ons eigen brood en weten erg veel variaties te maken van gerechten met groene kool en pompoen – de groente die het langst goed is gebleven. Een paar keer hebben we geluk en is er een lodge in de buurt waar we kunnen eten. Lokale gerechten als chicken yassa (gegrilde kip, gemarineerd in een uien-citroensaus), benechin (rijst in tomatensaus gegaard met kip of vis) en domodah (kip met pindasaus) smaken prima!

 

Je kunt je vis maar beter op het droge hebben

 

Bij één van deze lodges (in Kuntaur) kunnen we trouwens ook water bijvullen. We zijn sinds La Gomera extreem zuinig geweest met ons water. Stefan – die ons in Faro bezocht – vond destijds al dat we een militair doucheregime hadden, maar we hebben het nu nog een tandje aangescherpt: met een plantenspuit (zo één die je op druk kunt zetten en waarmee ik thuis het onkruid bestrijd) blijk je maar 2 liter water nodig te hebben voor een volledige douchebeurt. Maar ondanks onze discipline begint onze watervoorraad te slinken, dus in Kuntaur varen we met ons bijbootje en lege jerrycans naar de kant. Elk dorp heeft wel een aantal standing pipes waar alle dorpelingen hun water komen halen. Achter op het terrein van de lodge staat ook zo’n standing pipe, en daar mogen we onze jerrycans wel vullen. Met 60 liter water per keer sjouwen we weer terug naar het bijbootje en steken de rivier over naar de Amuse. Na 3 keer zijn we 180 liter water rijker en 2 uur verder. Met een temperatuur die inmiddels de 30°C alweer is gepasseerd, vinden we het welletjes geweest. We voelen ons echt wel heel verbonden met de Afrikanen nu we net als zij zoveel moeite moeten doen voor ons water. Al realiseren we ons dat de meesten van hen niet met een koud drankje uitpuffen na gedane arbeid, zoals wij daarna op het terras van de lodge doen. Opnieuw slingeren we tussen bewondering en schuldgevoel.

 

Hutje in Kuntaur

 

Vanuit Kuntaur lopen we via een stoffig zandpad naar de steencirkels in Wassu, een dorp verderop. Dat er veel steencirkels in Engeland en Ierland, maar ook in Scandinavië en Bretagne te vinden zijn, dat wisten we wel. Maar dat er ook steencirkels in een deel van Gambia en Senegal staan, was nieuw voor ons. De steencirkels in Wassu worden als de belangrijkste in dit gebied beschouwd. Er is zelfs een klein museumpje bij gebouwd. Over de betekenis van de steencirkels bestaan uiteenlopende theorieën. Het lijkt erop dat de steencirkels vroegere begraafplaatsen zijn, maar er blijkt ook veel mystiek en bijgeloof te hangen rondom deze bijzondere plekken.

 

Een soort van hunebedden, maar dan in een bloedheet Afrikaans landschap

 

Bij het dorpje Bambale hebben we een bijzondere ontmoeting met een visser. Op de rivier komen we regelmatig vissers tegen die ons hun vers gevangen vis laten zien en willen verkopen. Wie zijn wij dan om dat af te slaan? We zitten dus een aantal keer aan heerlijk verse vis, die onze kool- en pompoenmaaltijden erg doet opfleuren. Van visser Bodo die bij Bambale naar ons toe komt roeien, kopen we twee vissen, waarvan de hij alleen de naam in het Mandinka’s weet (en die zijn wij eerlijkheidshalve weer vergeten). We dingen wat af – want dat hoort hier zo – en hij gaat akkoord met de prijs en het aanbod om hem een sleepje naar Bambale te geven. Onderweg vertelt hij ons dat hij gisteren een dochtertje heeft gekregen. Hij glimt van trots en zegt in gebroken Engels dat we straks maar even langs moeten komen. We laten ons anker vallen voor het dorpje.

Tegen de tijd dat de vis schoongemaakt in de koelkast ligt, heeft zich op de kade al een aardig groepje kinderen verzameld, die het bezoek van de toebabs natuurlijk niet willen missen. De opwinding is voelbaar als we met onze bijboot op de modderige oever landen. Bodo is nergens te zien, maar als we vertellen dat we op zoek zijn naar de visser die gisteren een baby heeft gekregen, weet iedereen wie we bedoelen. En dus lopen we in karavaan het stoffige pad naar het dorpje af. De huisjes staan hier in groepjes bij elkaar, om een soort van binnenplaatsjes heen. Als we bij het huis van Bodo komen, worden er twee stoelen (die je zelfs op een rommelmarkt in Nederland niet meer kwijt zou raken) de binnenplaats opgesleept en moeten we gaan zitten. De karavaan dromt om ons heen. De kersverse moeder is op dit moment met het dochtertje naar een ziekenhuis in een stad verderop, maar de kraamcadeautjes die we nog op de boot vonden (een schriftje met wat pennen, een roze marker en wat roze ballonnen) worden met groot enthousiasme ontvangen. De kersverse vader vraagt of we een foto van hem willen maken. Oh, wacht even…. Dan moet wel zijn krokodillenhuid mee op de foto. Als ik mijn telefoon uit mijn rugzak pak om een foto te maken, dromt de massa kindertjes nog verder samen om ons heen. Ze willen allemaal op de foto! En dan natuurlijk kijken hoe ze erop staan.

 

Visje schoonmaken achter op het dek

 

Overal waar we aan land gaan, lopen we al snel in karavaan

 

Bodo

 

Langzaamaan slingeren we zo weer terug de Gambia-rivier af. Na ruim 2 weken laten we ons anker weer vallen in de kreek bij Lamin Lodge. Wát een hoop indrukken hebben we opgedaan tijdens onze tocht! We hebben ons écht onder de Gambianen gevoeld. En tegelijkertijd voelden we ons vaak ook zó anders dan hen. We hebben enorme armoede gezien, maar ook mensen die lijken te genieten van wat er wél is. Kinderen die spijbelden van school om met ons mee te kunnen lopen, maar ook een klein meisje dat stralend van trots het alfabet opratelt dat ze vanmorgen op school heeft geleerd. Maar ook kinderen die – nadat ze hebben leren lezen en schrijven – van school af moeten, omdat hun jongere broertjes of zusjes ook naar school willen en hun ouders geen geld hebben om schoolgeld voor al hun kinderen tegelijk te betalen. We hebben hele rijke flora en fauna gezien, maar ook kilometers land waarboven de lucht grijs kleurt door de talloze vuren die worden gebrand om afval te verbranden en houtskool te maken. Eerst maar eens even alle indrukken laten bezinken hier in deze relaxte kreek!

 

Een mooie wandeling vanuit Bintang

 

Wij willen ook op de foto!!!

12 gedachten over “Slingeren”

  1. Lieve Yvet en Stijn, vanaf de bank zo bijzonder om even het gevoel te hebben dat ik bij jullie avontuur in Gambia ben, wat een mooie beschrijving van dit deel van jullie reis. Zo grappig dat ik vooraf helemaal geen gevoel had bij een dergelijke landinwaartse beweging, gaaf zeg! Weer een totaal andere wereld om te ontdekken.
    Veel liefs ook van Sjaak,
    Sanne

  2. Hallo Yvet en Stijn,
    Al acht maanden lang volg ik jullie verhalen met heel veel plezier en bewondering, nu eindelijk maar eens een reactie dan. Wat een mooie belevenissen allemaal zeg! Heerlijk om via jullie blogs een beetje mee te kunnen leven. En wat hebben jullie allebei een prettige schrijfstijl. De afwisseling tussen wetenswaardigheidjes, natuurbeschrijvingen en jullie eigen ervaringen en emoties leest lekker weg. Chapeau! Nou, goede reis verder, ik blijf jullie (virtueel) volgen.
    Groetjes, Marjolein (een vriendin van Stefan)

  3. Yvonne & Matthijs

    Dit verslag doet wel vermoeden dat Gambia 10x toffer is dan de mensen vertellen die uit de all inclusive resorts thuis komen… aan experiences nog steeds geen gebrek!!!

  4. Wat een foto’s en wat ’n avontuur! Hier is het koud…brrrrr! Kan soms even wegkwijnen met jullie fantastische avonturen! Enjoy!

  5. René en Truus

    Wát een prachtig hoofdstuk weer aan jullie avontuur! Wát een bijzondere contacten met móóie, blije mensen! Begrijp jullie gemengde gevoelens wel hoor. Maar… ik denk dat jullie hun ook iets moois hebben gebracht: geen ‘aapjeskijkende’ toeristen maar twee lieve ‘toebabs’ met oprechte, warme belangstelling voor hun geschiedenis, cultuur en manier van leven. Die gehoor geven aan de uitnodiging voor een kraamvisite en dan nog snel een geschenkje weten te organiseren. Zo kennen we jullie !!! Héél veel liefs, XXX

  6. Hey Yvet, koken jullie al het water, desinfecteren jullie met tabletten of is dat allemaal niet nodig bij het water inslaan daarzo?

    x

    1. Yvet Beckers

      Hoi Hans, het water dat we hier uit de kraan halen, drinken we alleen gekookt. We doen er in de tank zelf een klein beetje chloor bij en bovendien hebben we een filter waardoor het gaat. Toch zijn we er nog maar een beetje voorzichtig mee. Drinkwater halen we daarom in flessen.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *